Niet altijd, maar het kan zeker. Het gebruik van homogene materialen, omkeerbare verbindingen en identificatie van het gerecycleerde materiaal zijn daarbij wel van cruciaal belang.
Als we het vandaag hebben over recyclage, hebben we het bijna altijd over downcycling. Bij dat recyclageproces treedt kwaliteitsverlies op ten opzichte van de originele of virgin materialen. Dat heeft tot gevolg dat de gerecycleerde materialen niet voor een gelijkwaardige toepassing kunnen ingezet worden. Denk aan betonpuin van een gesloopt gebouw dat massaal ingezet wordt als wegfundering en niet in een nieuwe betonnen structuur. Dit is uiteraard niet slecht, want het vermindert de nood aan de ontginning van nieuwe grondstoffen, maar is eigenlijk uitstel van executie. De kans dat deze gerecycleerde materialen aan het einde van hun technische levensduur opnieuw gerecycleerd (kunnen) worden, is zeer klein. En zo belanden veel materialen uiteindelijk toch in de afvaloven of op een stort.
Beter is het een hoogwaardige recyclagevorm na te streven: upcycling. Bij geüpcyclede materialen behouden de materialen hun originele eigenschappen en kunnen ze in het productieproces als evenwaardig alternatief dienen voor virgin materialen. Op deze manier kan een continue loop gecreëerd worden: de materialen kunnen telkens opnieuw gerecycleerd worden. Afval bestaat bij wijze van spreken niet meer.
Vandaag is upcycling echter nog niet vanzelfsprekend en daar zijn verschillende redenen voor. Een eerste reden is het combineren van verschillende materialen in één product. “Monsterlijke hybrides”, noemden de stichters van Cradle to Cradle een deel van dergelijke producten, waarbij materialen uit de biologische en de technische cyclus tot één materiaal of product verwerkt worden. Zo’n combinaties bemoeilijken het upcycleproces danig. Denk aan composietplanken, waarbij de materialen uit de biologische cyclus niet meer veilig kunnen biodegraderen, maar ook de materialen uit de technische cyclus niet hoogwaardig gerecycleerd kunnen worden door de verbinding van de twee. Maar ook de combinatie van twee materialen uit de technische cyclus kan tot waardeverlies leiden in een tweede leven. Het gebruik van één homogeen materiaal in één product is dus aangeraden, zoals geëxpandeerde kurkkorrels.
Een tweede reden is dat het product an sich misschien wel hoogwaardig gerecycleerd kan worden, maar door de manier van verbinden met andere producten het nooit de originele kwaliteit meer kan behalen. Denk aan lijmresten die ervoor zorgen dat het originele homogene materiaal niet langer zuiver is. De homogene producten moeten dus omkeerbaar verbonden worden, zodat de producten ook nog homogeen zijn na gebruik en een hoogwaardig recyclageproces nog mogelijk is.
Daarnaast is het belangrijk om na gebruik te weten met welke materialen je te maken hebt. Identificatie van de gebruikte materialen is dus van het allergrootste belang. Zo kan het juiste recyclageproces opgestart worden en kunnen materialen van dezelfde grondstof samen herwerkt worden tot nieuwe materialen. Die identificatiegegevens zijn niet alleen belangrijk bij recyclage, maar ook bij gewoon hergebruik van een product. Als je niet over de nodige documentatie beschikt rond de eigenschappen van het product dat je wil hergebruiken, valt er moeilijk iets zinnigs te zeggen over de (resterende) kwaliteit ervan. Je wil ook weten of het product (nog) voldoet aan de huidige normen inzake brandveiligheid, hygrothermie, akoestiek of veiligheid. Die informatie moet dus over de gehele levensduur van het product beschikbaar zijn, bijvoorbeeld in een materialenpaspoort. De ontwerper moet er ook voor zorgen dat het product vlot en schadeloos te demonteren is, op zo’n manier dat ook de omringende bouwelementen gevrijwaard blijven.