Een circulair gebouw leidt sowieso tot een energiebesparing.
Bezuinigen op energie doet een circulair gebouw op verschillende manieren. Wanneer we enkel gaan kijken naar het energieverbruik door de bewoners, dan is er eigenlijk geen verschil tussen een circulair gebouw en een gebouw dat op traditionele wijze gebouwd werd.
Waar circulair bouwen wel een grote energiebesparing boekt, is in de productie van bouwmaterialen. Bij circulair bouwen wordt immers al in de ontginnings- en fabricagefase van de materialen rekening gehouden met de energie-inhoud en de bijbehorende milieubelasting. De keuze gaat altijd naar materialen met een lage milieu-impact en energie-impact.
Door zo te bouwen dat materiaallagen vlot van elkaar kunnen worden gescheiden om ze in een latere fase te hergebruiken, kan de productie van nieuwe materialen vermeden worden. De energie die daarmee bespaard wordt, is immens: er moeten geen nieuwe grondstoffen ontgonnen worden, er vindt geen fabricageproces plaats, er zal minder transport nodig zijn en ook afvalverwerking is verleden tijd.
Wanneer het materiaal niet kan worden hergebruikt, is recyclage de aangewezen stap, want ook zo wordt nog energiewinst geboekt omdat er geen nieuwe grondstoffen moeten worden ontgonnen, vervoerd en verwerkt.
Maar eigenlijk probeer je liefst te vermijden dat je materialen moet gaan hergebruiken. Dat betekent dat je de materialen zo veel mogelijk laat zitten in het bouwelement waarin ze verwerkt zijn en dat je het element zelf gaat hergebruiken. Een vlotte demonteerbaarheid van het element is dan de voorwaarde. Bovenop de energie die bespaard wordt door het hergebruik van de materialen, komt nu ook de energiebesparing door het vermijden van de fabricage van een nieuw element. Zo kan je bijvoorbeeld scheidingswanden van kantoorgebouwen demonteren en in hun geheel elders monteren. Of wc’s, of trappen, of …
We mogen natuurlijk ook niet stilzwijgen dat ook die demontage en het daaraan verbonden transport en de herplaatsing van het element ook energie kosten. Maar nooit zo veel als het fabriceren van een nieuw element.
Naast materiaal- en elementniveau valt er ook op gebouwniveau energie te besparen bij circulair bouwen. Circulair bouwen heeft immers ook al zijn weerslag op het ontwerp van een gebouw. Je gaat een gebouw zo ontwerpen dat je rekening houdt met een nieuwe invullingen aan het einde van zijn levensduur. Door rekening te houden met toekomstige scenario’s kan de ontwerper het gebouw voorbereiden op een tweede, derde, vierde … leven. Een slim ontwerp dat rekening houdt met multifunctionaliteit betekent dat bij end-of-life van een gebouw, de structuur van het gebouw kan herbenut worden. Zo vermijd/beperk je afbraak en de productie van nieuwe materialen en elementen en de daarmee gepaard gaande energie.
Een gebouw staat in een bepaalde omgeving en ook op omgevingsniveau valt veel energiewinst te boeken, als we het gebouw kunnen aansluiten op gesloten kringlopen. Denk bijvoorbeeld aan een aansluiting op een warmtenet dat draait op restwarmte van productieprocessen. Die energie werd als eens opgewekt en wordt hergebruikt voor het verwarmen van de woning. Je vermijdt dus een tweede opwekking van energie, enkel voor het verwarmen van het huis. Idem dito voor geothermie, riothermie …
Het sluiten van andere kringlopen kan je gebouw dan weer veel groenere energie bezorgen. Compostering van biomassa of zwarte afvalstromen, waarbij je als eindproduct nuttige meststoffen bekomt, zorgen ervoor dat meststoffen niet moeten worden aangemaakt met synthetische producten in een energieverslindend productieproces.
Een grote energiebesparing kan ten slotte worden bereikt door een slimme inplanting van het gebouw die de voetafdruk van de gebruikers op vlak van mobiliteit beperkt. Landbouw op en rond het gebouw leidt dan weer tot vermindering van ‘voedselkilometers’.
Het wereldvermaarde Fraunhofer Institut – de grootste onderzoekinstelling ter wereld – is van mening dat bij doorgedreven energiebesparende keuzes in een circulaire economie, een energiebesparingspotentieel van 75% mogelijk is op gebouwniveau.