Hoe ziet het verdienmodel van product as a service eruit?

Qua verdienmodel lijkt een as a service-model sterk op een full service operational-leaseovereenkomst: de fabrikant produceert het product, waarna hij het ter beschikking stelt aan de gebruiker zonder dat er een overdracht van eigendomsrecht plaatsvindt.

Het is de producent die de werking van het product garandeert en in die zin het onderhoud en het energieverbruik voorziet. Het enige wat de gebruiker definieert, is de gewenste dienst en de prestaties die hij van het product verlangt en een financiële compensatie die hij ervoor wil betalen, inclusief een risicopremie voor het ontzorgen en het garanderen van de prestaties.

Een goed voorbeeld hiervan is een kostprijs per gereden kilometer en gereserveerde minuut met een deelwagen, waarbij de gebruiker een bepaalde bonus-malus ondervindt als zijn rijstijl een lager/hoger benzineverbruik genereert dan het vooropgestelde normverbruik. Het verdienmodel is eenvoudig: er wordt een inschatting gemaakt van de kosten overheen de totale levenscyclus, en deze worden verrekend naar de eenheid volgens dewelke gefactureerd wordt in de performantieovereenkomst.

De cashflowbalans wordt bij toepassing op grote schaal gegarandeerd door het aangaan van een projectfinanciering door de producent (!) in plaats van de bouwheer. Een financiële instelling prefinanciert de productie, omdat het gespreid – en dus deels met uitstel – overmaken van de betaling door gebruikers een liquiditeitsprobleem genereert bij die producenten, die op hun beurt voorlopig immers vaak wel meteen hun leveranciers moeten betalen. Het gebrek aan (onroerend) onderpand genereert hierbij een verhoging van het risico in vergelijking met een hypothecaire lening, waardoor ze vermoedelijk duurder zal zijn dan een woonkrediet door de eindgebruiker.

Wanneer de hele keten via dit model werkt, waarin de producten zo vorm gegeven worden dat zij hun waarde behouden en hun locatie steeds getraceerd kan worden, verdwijnt dit risico. Op dat vlak is echter nog wat werk aan de winkel.

De combinatie van een hogere risicopremie voor de financieringsinstelling én één voor de producent die de prestaties van zijn product moet garanderen voor de volledige levensduur drijft de kostprijs momenteel op. Daarom moeten er ergens winsten gezocht worden. Een opportuniteit schuilt in een andere pijler van circulair bouwen, namelijk de standaardisatie die in veranderingsgericht bouwen vervat zit. Wanneer eenzelfde component op grote schaal kan worden toegepast, worden immers schaalvoordelen gecreëerd. Ten slotte kan in sommige situaties een verschuiving van investeringskost naar operationele kost bedrijfsmatig of fiscaal wenselijk zijn.

Er rest nog één belangrijke nuance: het verdienmodel kan nooit los gezien worden van het product. Als dankzij het verdienmodel een beter product tot stand kan komen, daalt het risico van de prestatiegarantie voor de producent én stijgt de geleverde waarde aan de koper.

Beantwoord door: Ruben Van Daele, Bopro

Onze partners