Circulair bouwen zonder BIM kan zeker, maar BIM maakt de zaken er wel een pak gemakkelijker op. Om hergebruik en recyclage te faciliteren moet men niet alleen vandaag maar ook in de toekomst weten welke producten en materialen er allemaal in een gebouw steken en hoe dat gebouw in elkaar zit. Een BIM-model centraliseert al die info.
Hergebruik en recyclage worden gestimuleerd wanneer duidelijk te achterhalen is wat er allemaal aan producten en materialen in een gebouw zit en hoe dat gebouw precies in elkaar steekt. Ook de bouwtechnische eigenschappen van die producten en materialen zijn bijzonder waardevolle informatie: de sterkte van structurele componenten, de isolatiewaarde van de thermische schil, de verwachte levensduur van de componenten …
Een BIM-model kan fungeren als een databank waar al die info te vinden is: de gebruikte materialen, de hoeveelheden, de plannen, de ruimtelijke indeling … BIM wordt nu voornamelijk toegepast om tijdens de ontwerp- en bouwfase de input van de verschillende betrokkenen – architect, studiebureau, aannemer – te verzamelen in één up-to-date model en zo potentiële problemen op te sporen en het ontwerp- en bouwproces efficiënter te laten verlopen. Maar ook daarna zou het BIM-model dus nog heel waardevol kunnen zijn.
Daarnaast zou het in de toekomst handig zijn om een BIM-model standaard verder uit te breiden met materiaalpaspoorten. Een materiaalpaspoort bevat alle informatie die nodig is om een product in de toekomst te hergebruiken of te recycleren.
Zo’n paspoort vermeldt alle gebruikte grondstoffen en componenten van een product of materiaal in een gebouw en vertelt ook precies waar die producten en materialen zich bevinden in het gebouw. Ook het potentieel voor recyclage valt erin af te lezen. Het idee is niet volledig nieuw. Vroeger werd de sterkteklasse van het hout bijvoorbeeld al gekerfd in de structuur. Maar dan moest je wel fysiek op zoek naar dat hout, natuurlijk.
Mieke Vandenbroucke denkt niet dat het strikt noodzakelijk is om met BIM of digitale materiaalpaspoorten te werken. “Ik zie het eerder als een hulpmiddel en denk dat we evengoed moeten inzetten op de leesbaarheid van het gebouw, want het wordt sowieso een grote uitdaging om het BIM-model en de bijgevoegde materiaalpaspoorten over de jaren heen goed te beheren en bij te houden op een toegankelijke manier. Het medium waarop we informatie verzamelen zal goed doordacht moeten zijn. We hebben op enkele decennia tijd al veel zien passeren, van diskettes en cd-roms over USB-sticks tot cloudsystemen, en die media zullen blijven veranderen. Gaan we de gegevens continu updaten naar een nieuw bestandstype? Dat zal veel energie en opvolging vragen. Ik ben eerder voorstander van lowtechoplossingen en zou naast een digitaal model met al die info zeker ook een fysisch model voorzien.”
“Daarnaast moeten we ook nadenken over het bestaand gebouwenpatrimonium, want het percentage nieuwbouw is ten opzichte van het bestaand patrimonium vrij beperkt. Hoe brengen we van die gebouwen de gebruikte materialen alsnog in kaart? Dat gaat over gigantische hoeveelheden. Typologische studies brengen soelaas, waarbij men plusminus per gebouwtypologie en per bouwperiode de hoeveelheden materialen in kaart brengt.”