Staat Nederland verder in circulair bouwen?

Ja, al verdient dat antwoord enige nuancering. Onze noorderburen kregen immers op heel wat vlakken de wind in de zeilen.

Zo heeft de Nederlandse vastgoedsector de crisis van 2008 veel harder gevoeld dan de Belgische. Grote investeringsgroepen hadden heel wat duizenden vierkante meters kantoren in de steigers staan die ze opeens niet meer kwijt konden en moesten strategieën ontwikkelen om die opnieuw te kunnen valoriseren. Flexibiliteit en aanpasbaarheid werden belangrijke thema’s. En die werden ook omgezet in daden. Heel wat architecten sprongen op de kar van biobased en circulair bouwen. Nederlandse fabrikanten, onder meer Desso, namen dan weer het voortouw in het sluiten van de grondstoffenketen.

Maar naast de crisis en de rechtstreekse gevolgen daarvan, spelen ook de karakteristieken van hun land onze noorderburen in de kaart. Nederland bezit nog minder natuurlijke reserves en grondstoffen voor de fabricatie van bouwmaterialen dan België. De Nederlanders hebben er dus alle baat bij die grondstoffen in roulatie te houden. Op basis van die vaststellingen heeft men in Nederland een grote Transitieagenda Bouw opgemaakt. De Nederlandse overheid treedt dus heel faciliterend en sturend op.

Ook het gegeven dat Nederlandse particuliere woningen meer dan in België op elkaar gelijken is zo’n faciliterende factor. De evolutie naar een markt waarin product as a service regeert, zal er in principe sneller gaan. Omdat het makkelijk is te standaardiseren in zo’n homogene vastgoedmarkt. Denk bijvoorbeeld aan ramen en deuren of modulaire gevelsystemen die altijd dezelfde afmetingen hebben.

Een derde reden voor de voorsprong van Nederland schuilt in het feit dat de Nederlandse bouwmarkt grootschaliger is, zowel op vlak van bouwheerschap, met grote bouwcorporaties, als op vlak van aannemers en projecten. Binnen die context is een concept van circulair bouwen sneller denkbaar en praktisch haalbaar. Dat gegeven zorgt er gecombineerd met een vierde reden, namelijk de kleinere aansprakelijkheid van de architect in Nederland, voor dat er een klimaat een draagvlak ontstaan waarin ‘experimenten’ sneller plaatsvinden. In België zet de overheid ook veel incentives op, maar op juridisch vlak zijn er toch nog heel wat bakens te verzetten.

Een kanttekening die wel moet gemaakt worden, is het feit dat Nederlanders een pak mercantieler zijn dan Belgen. Op die manier geven ze meer ruchtbaarheid aan zaken die eigenlijk nog slechts op conceptueel niveau bestaan of die maar heel oppervlakkig circulair zijn.

Beantwoord door: Joost Declercq, archipelago architects

Lexicon

Onze partners