Wat behelst circulair bouwen op gebouwniveau?
Nog beter dan circulair bouwen, is helemaal niet bouwen. Hoewel er vaak gefocust wordt op het materiaalniveau, waar we de kringloop moeten sluiten, moeten we daarom ook naar het gebouwniveau kijken, en gebouwen zo ontwerpen dat we de levens- en gebruiksduur ervan verlengen. Door rekening te houden met toekomstige veranderingen worden verbouwingen of afbraak vermeden of minstens uitgesteld.
Over het algemeen worden onze gebouwen niet ontworpen om te veranderen. Het is die statische natuur die in conflict met het sterk dynamische karakter van onze samenleving vaak tot intensieve verbouwwerken leidt. Onder invloed van veranderingen in onze persoonlijke noden en evoluties op een groter maatschappelijk niveau, veranderen de eisen die we stellen aan onze gebouwen immers constant.
Circulair bouwen vraagt daarom dat we in de ontwerpfase de volledige levenscyclus van gebouwen in rekening brengen en zo op toekomstige aanpassingen, afbraak en hergebruik anticiperen. Hoewel we de toekomst niet kunnen voorspellen, kunnen enkele slimme ingrepen de levens- en gebruiksduur van een gebouw en zijn bouwelementen al aanzienlijk verlengen. Die ingrepen, op gebouw-, maar ook element- en wijkniveau, werden gebundeld in de oorspronkelijk 23 ontwerprichtlijnen voor veranderingsgericht bouwen opgesteld door OVAM, KU Leuven en VITO.
In de planindeling van een gebouw is het belangrijk een veranderlijke functieverdeling of ruimtelijke reorganisatie mogelijk te maken. Dat wil niet zeggen dat elke ruimte generiek of moduleerbaar moet zijn, maar wel dat eenvoudige aanpassingen met een lage ecologische impact moeten toelaten een groot potentieel aan functionele en ruimtelijke mogelijkheden aan te boren. Door technieken te bundelen ontstaat bijvoorbeeld een open en schakelbaar plan dat zich gemakkelijk aan veranderende functies laat aanpassen. Om te anticiperen op mogelijke veranderingen, wordt vaak aan scenario-planning gedaan. Daarbij worden mogelijke toekomstscenario’s afgetoetst en naast elkaar gelegd. Een kleine ingreep in een bouwplan kan vaak immers verschillende scenario’s mogelijk maken en spaart zo veel werk, tijd en afval uit tijdens toekomstige aanpassingen en verbouwingswerken.
Daarnaast kunnen prioriteiten in het ontwerp in kaart worden gebracht, die de product- of systeemkeuze zullen sturen. Niet alle gebouwelementen hebben immers nood aan eenzelfde graad van aanpasbaarheid. Een goed geplaatst structureel element in een generiek plan vraagt een meer duurzame, permanente materialisatie dan een functioneel scheidingselement dat in verschillende scenario’s verplaatst of verwijderd zal worden en dus bij voorkeur maximaal demonteerbaar en herbruikbaar zal zijn. Die keuzes worden vaak getoetst aan de hand van een levenscyclusanalyse. Veel andere principes van veranderingsgericht bouwen, zoals drager-inbouw, gelaagdheid en uitbreidbaarheid, steunen evenzeer op het identificeren en differentiëren van de verwachte of geplande gebruiksduren van verschillende bouwelementen.