Met circulair bouwen sluiten we de materialenketen en verlengen we de levensduur van een gebouw door veranderingsgericht te ontwerpen. Het gevolg is minder CO2 in de lucht en een hogere gezondheidsgraad. Het is uiteraard wel belangrijk dat de grondstoffen en producten waarvan we de kringloop sluiten zelf ook schadeloos zijn voor de gezondheid.
Door sloop te verbannen en hergebruik te stimuleren, voorkomen we de productie van nieuwe bouwproducten, waarbij heel wat CO2 vrijkomt. Op die manier is circulair bouwen dus goed voor de gezondheid. Het is echter wel een misvatting te veronderstellen dat een circulair product of gebouw automatisch een lagere milieu-impact heeft ten opzichte van conventionele bouwoplossingen of een traditioneel gebouw. Dat is niet altijd zo omdat er in een circulaire bouwmarkt vaak ‘overgedimensioneerd’ dient te worden om dezelfde eigenschappen te verkrijgen of omdat er meer verbindingen nodig zijn. Het feit dat het gebouw niet (zo snel) gesloopt moet worden, maakt dat natuurlijk wel goed.
Het is wel belangrijk te kijken naar de eigenschappen van de grondstof of het product dat we – liefst eindeloos – willen hergebruiken. Die moeten veilig zijn voor de mens, zowel tijdens de productie, verwerking, gebruik als de (de)montage ervan. We kunnen het gebruik van ‘gezonde’ materialen dus als een bijkomende ontwerprichtlijn zien, bovenop de originele 23 ontwerprichtlijnen van veranderingsgericht bouwen.
Een concrete toepassing van het bannen van ongezonde bouwmaterialen deed zich bijvoorbeeld voor bij de bouw van het Circular Retrofit Lab op de VUB-campus in Brussel. Dat pilootproject houdt de circulaire verbouwing in van enkele van de bekende studentenkoten van Willy Van der Meeren naar een onderzoekslabo. Er werd bewust gekozen een deel van de oorspronkelijke gevelafwerking niet te hergebruiken omdat ze asbest bevatte, wat kankerverwekkend is.
Het Nature Plus-label, in het leven geroepen in 2001, kan een hulpmiddel zijn om bouwproducten te kiezen die onschadelijk zijn voor mens en milieu. De producten met dit label worden getest in labo’s door onafhankelijke instituten op schadelijke stoffen, zoals zware metalen, pesticiden en formaldehyde. Drempelwaarden mogen niet overschreden worden. Het label legt daarenboven zeer strenge criteria op voor vluchtige organische stoffen (VOS), die kunnen verdampen uit bouwmaterialen en ingeademd kunnen worden.
Het is een misvatting dat alle bouwmaterialen die deel uitmaken van de biologische cyclus en dus na gebruik gecomposteerd kunnen worden, per definitie onschadelijk zijn voor de gezondheid. Sommige kunnen tijdens het composteren immers schade toebrengen aan mens en milieu, denk bijvoorbeeld aan producten op basis van bio-ethanol, geproduceerd uit suikerriet. Tijdens het productieproces wordt als bijproduct een plastic verkregen dat eigenlijk niet te composteren valt.
Ook bevatten heel wat hernieuwbare producten toch nog een klein percentage aan toeslagstoffen, zoals boorzouten, die het onveilig maken het product terug te geven aan de natuur.
Je kan het idee van materialen en hun effect op de gezondheid ook nog ruimer bekijken dan hierboven vermeld. Een levenscyclusanalyse die de ‘impacts’ volgens verschillende milieu-indicatoren in kaart brengt, geeft een vollediger beeld. Wanneer je bijvoorbeeld de MMG-methode toepast, wordt ook de klimaatsverandering die het product teweegbrengt in kaart gebracht, naast ozonlaagaantasting, verzuring van bodem en waterbronnen, vermesting …