Verschillende. Het goede nieuws is dat die drempels niet van die aard zijn dat circulair bouwen nooit zal doorbreken.
Vooreerst zou de overheid circulair bouwen meer moeten faciliteren. Dat kan door er een wettelijk kader rond te scheppen, maar ook door een andere vorm van aanbesteden. Een belangrijke pijler van het Klimaatakkoord van Parijs is een significante vermindering realiseren van de milieu-impact van gebouwen. Circulair bouwen is daarvoor hét middel bij uitstek. Velen vinden dat akkoord echter niet ambitieus genoeg. Een uitloper van dat “te softe” Klimaatakkoord is het feit dat overheden bij aanbestedingen nog te vaak focussen op de laagste prijs in plaats van op duurzaamheid, zodat projecten volgens de traditionele manier van bouwen nog al te vaak het pleit winnen van meer circulaire projecten, die initieel vaak duurder zijn en pas na decennia economisch interessanter worden.
Ten tweede komt product as a service, een absolute noodzaak om te evolueren naar een wereld waarin grotendeels circulair wordt gebouwd, niet echt van de grond. Het idee achter product as a service is dat producten niet langer worden verkocht, maar worden aangeboden ‘as a service’, waarbij de producent eigenlijk de dienst of functionaliteit gelieerd aan het product verkoopt en niet langer het product zelf. Een belangrijke voorwaarde om van product as a service het nieuwe businessmodel te maken, is een doorgedreven vorm van standaardisatie, van vaste maatvoeringen. Er mag maar één soort kliksysteem bestaan, één soort schroef, deuren moeten altijd dezelfde afmetingen hebben ... Anders wordt hergebruik niet gefaciliteerd en is het concept ook economisch niet interessant voor de fabrikant. Er speelt ook een financiële reden die de omslag naar product as a service belemmert. Bouwheren denken immers te vaak op korte termijn en kiezen daardoor nog te vaak voor de traditionele manier van bouwen. Een circulair gebouw kost initieel immers vaak meer. Dat het op termijn door zijn duurzaamheid wel economisch voordeel kan opleveren, daar gaan bouwheren nog te vaak aan voorbij. Ook het juridische kader van eigenaarschap doet product as a service maar moeilijk ingang vinden. Zo maakt de gevel vandaag bijvoorbeeld nog steeds deel uit van het gebouw. Het wettelijk kader moet het echter mogelijk maken gevelbekleding als afzonderlijk materiaal te aanzien, zodat het ook echt eigendom kan blijven van de producent ervan.
Ook banken staan nog niet te springen om circulaire projecten te financieren. Circulair bouwen creëert immers nieuwe financieringsmodellen en op dat vlak heerst nog heel wat koudwatervrees. De huidige financiering van vastgoed is gebaseerd op de beperkte levensduur van een gebouw. Omdat een circulair gebouw langer meegaat dan een doorsnee gebouw, levert het meer huurinkomsten op voor de eigenaar. Dat is positief voor de kredietbeoordeling, want voor de bankier is het belangrijk dat het gebouw genoeg opbrengt zodat de eigenaar zijn krediet kan terugbetalen. Maar omdat een circulair gebouw normaal ook een hogere investeringskost meebrengt, moet je als kredietverstrekker wel overtuigd zijn van die voordelen op lange termijn en daar schort het nog bij veel banken. Een bank baseert zich bij het verlenen van een krediet voor de realisatie van een gebouw ook op de waarde bij gedwongen verkoop, maar wat is de waarde van een gebouw waarvan de materialen ‘as a service’ fungeren? Die materialen zitten wel in het gebouw maar zijn nog eigendom van de fabrikanten.
Ook de investeringen van een fabrikant financieren, moet vanuit een totaal andere filosofie gebeuren in en wereld waarin product as a service regeert. Wanneer je gaat werken met product as a service heeft een producent immers veel meer schulden want hij genereert niet meteen veel cashflow, maar wel ‘huurgelden’. Een bank zal dus langer moeten wachten om haar geld terug te krijgen. Bovendien moet een producent er dan voor zorgen dat zijn product altijd up-to-date is, waarvoor hij subcontracten afsluit met andere leveranciers. Ook dat maakt het allemaal moeilijk voor een bank, waardoor zij zich terughoudend opstelt.
Conclusie: de obstakels zijn niet van die aard dat circulair bouwen nooit zal doorbreken. De financiële voordelen zullen zich doorheen de jaren gaandeweg wel manifesteren en geld zet nu eenmaal altijd aan tot beweging. De overtuiging dat circulair bouwen met zijn veel lagere milieu-impact een rem op de klimaatproblemen kan betekenen, is echter nog niet voldoende doorgedrongen. Het is pas wanneer op dat gebied een mindshift zal plaatsvinden, de weg voor circulair bouwen helemaal openligt.