Blijvers van Blykers: de dakoverspanningen ‘à petit bois’ van De l’Orme

De Franse architect Philibert De l’Orme vond in de 16de eeuw een nieuwe bouwmethode voor grote dakoverspanningen uit, die gebruikmaakt van korte houten planken. Kris Blykers van BLIEBERG architects of a circular economy was tijdens een bezoek aan de schuur van Le Château du Maurier in Frankrijk niet enkel overweldigd door de schoonheid ervan, maar ook door de genialiteit van het ontwerp, gebaseerd op de bouwmethode. Die methode zou volgens hem wel eens de allereerste toepassing ooit van circulair bouwen kunnen geweest zijn. Circulair bouwen avant la lettre, om het in De l'Ormes taal te zeggen. Blykers wijdde er zijn nieuwe column aan.

Telkens er in de geschiedenis een tekort was aan bouwmaterialen, waren creativiteit en een circulaire aanpak daarop vaak een goed antwoord. Dat bewijst de bouwmethode ontwikkeld door Philibert De l’Orme in het midden van de 16de eeuw in Frankrijk. Het land kende een ongezien inflatie maar ook loonstagnatie. De oorzaken: de versnelde demografische groei en de daardoor toegenomen vraag naar (consumptie)goederen, maar ook de toestroom van goud en zilver uit Afrika en Amerika. Graan, om maar een voorbeeld te noemen, was aan het einde van de 16de eeuw vijf keer zo duur dan in 1520.


Materiaalschaarste als driver

Ook grote houten balken werden haast onbetaalbaar. Onder meer omdat ze nauwelijks voorradig waren. De klassieke manier van bouwen, met grote houten spanten, was daardoor niet langer een optie. In zijn boek ‘Nouvelles Inventions Pour Bien Bastir Et à Petits Fraiz’ beschreef architect Philibert De l’Orme in 1561 dan maar een alternatieve manier van voor het bouwen van dakoverspanningen, even simpel als efficiënt. Met betaalbare en nog steeds voorradige korte houten planken van ongeveer 1,3 meter lang, kreeg hij het voor mekaar enorme dakoverspanningen te maken, door via een clevere methode de planken aan elkaar te ‘deuvelen’, een oplossing die kan worden gezien als een voorloper van de moderne gelammeleerde spanten. Schaarste van materialen dreef hem dus tot het ontwikkelen van die nieuwe bouwmethode, die vooral gebruikt werd voor schuren. Ook vandaag is materiaalschaarste een driver voor circulaire economie.


Standaardisatie en modulariteit

Slechts twee (!) types planken waren nodig om de bouwmethode toe te passen. Op een heel kostenefficiënte manier konden duizenden van die identieke planken geprefabriceerd worden. Standaardisatie en modulariteit dus, ook vandaag een kenmerk van circulair bouwen.


Uitwisselbaarheid en omkeerbaarheid

Wanneer een stuk hout aangetast was en diende te worden vervangen, kon dat heel gemakkelijk, zonder veel breekwerk. Ook met de uitwisselbaarheid en omkeerbare verbindingen zat het dus snor.


Slim ontwerp en dematerialisatie

De grootste circulaire troef van de bouwmethode schuilt misschien wel in de manier waarop De l’Orme de dakoverspanningen ontwierp. Door het dak te ontwerpen als een boog, of als twee boogsegementen, zoals een omgekeerd schip, werd het materiaal immers optimaal benut. Nergens in heel de constructie wordt een plank niet volgens haar maximale capaciteit toegepast. Een slim ontwerp en dematerialisatie, liggen aan de absolute basis van circulair bouwen.


Ook esthetisch een voltreffer

Tot slot; het was uiteraard geen item in het toenmalige ontwerp van schuren, maar de ontwerpen van De l’Orme zijn overweldigend mooi. En we weten vandaag dat esthetiek wel degelijk een rol speelt bij al dan niet hergebruik. Wat mooi is, is een langer leven beschoren.

Epiloog: Philibert De l’Orme, ooit een veelgeprezen architect aan het hof van Henri II, die bijvoorbeeld de balzaal van het kasteel van Fontainbleau had laten ontwerpen – door een andere architect –, viel in ongenade na de dood van de monarch. Twee jaar later voegde hij een appendix toe aan zijn geschreven chef-d’oeuvre waarin hij een oplossing aanreikte voor de niet-bemiddelde bouwheren van de ‘onderstand’.

Deel dit artikel:

Onze partners