Blijvers van Blykers: het werk van Dom Hans van der laan als wegwijzer naar circulair bouwen

De cirkel waarin de monnik-architect Dom Hans van der Laan geloofde, was die van het eeuwige leven. Het zou oneerbiedig zijn om zijn werk postuum ándere circulaire aspiraties toe te dichten. het valt evenwel niet te ontkennen dat hij als een geschoolde asceet elke toevoeging van materiaal en ornamentiek uit de weg ging. 

In mei ‘68, toen op verschillende plaatsen ter wereld de gevestigde orde in vraag werd gesteld met protesten en stakingen, werd in het Nederlandse Vaals een plek voor inkeer ingewijd, de abdij Sint-Benedictusberg, een meesterwerk van architect en monnik Dom Hans van der Laan. 

Er wordt vaak gewezen op de maatverhoudingen - 'het plastisch getal' - en op de ruimte-creatie - 'de architectonische ruimte' - als zijn ontwerpmethodes. De bijzondere omgang met materialen en materie in zijn creaties is echter minstens even intrigerend.  Dom Hans van der Laan werkte met een palet van slechts een handvol materialen, en die liet hij in alle stilte spreken. Het 'brutalististisch' karakter van de materialen fascineert: ze lijken nauwelijks bewerkt en de wijze van verwerking/samenvoeging wordt niet verhuld, noch extreem benadrukt.*

De binnen- en buitenmuren en de kolommen zijn gemetst in bakstenen, vol en zat in de mortel, zonder navoegen en aangesmeerd met cementpap. De betonbalken vertonen nog zichtbaar de bekistingsplanken. De plafonds bestaan uit brede, ruwe planken, met open voeg en zichtbaar vernageld. De binnenplaats is oneffen geplaveid met kasseien. De vloeren en trappen zijn uitgevoerd in beton, glad gepolierd, behalve in de crypte, daar is het beton ruw op de vloer gegoten zonder bijkomend polieren, vlinderen of wat dan ook, als versteende aarde. Zitbanken, koorbanken en het andere weinige meubilair zijn consequent met identieke houten planken zichtbaar vernageld.

Alleen het allerheiligste is verfijnd uitgevoerd in verzoete blauwe hardsteen: de altaren, het kruis op het voorplein en de wand met grafschriften.

Elders is er is plaats voor onvolmaaktheid. De zichtbare montage/verwerking van de onbehouwen materialen suggereert een tijdelijk karakter; waren zulke ontwerphoudingen religieuze metaforen? Het spel van het licht in de ruimte doorheen het jaar benadrukt het basale karakter van de materialen en de tactiele kwaliteiten van de ruimte. De focus verschuift daardoor van materiaal naar materie.**

Wat nog het meest intrigeert, is het beperkt aantal materialen. Het zijn er wellicht - met de stalen ramen en het glas erbij - nog geen tien. Is het eigen aan hedendaagse sacrale gebouwen, zoals ook de Bruder Klaus Kapelle van Peter Zumthor? Of is deze wijze van dematerialisatie een algemeen toepasbare wegwijzer naar een meer bewuste omgang met grondstoffen? Meer algemeen: is het werk van van der Laan een niet-technische wegwijzer naar ecologische architectuur of zelfs naar circulair bouwen?***

Geen LCA cradle to grave, maar van materie naar materiaal in een vloek en een zucht, geen losmaakbaarheidsindex maar een direct leesbare assemblage en een no-nonsense inbreng van de (weinige) technische uitrustingen, geen materialenpaspoort, maar identiteit.

Epiloog

Cradle to cradle is zoals geloven in een ”leven na de dood: deze visie laat vaak materialen tot stof en as vergaan vooraleer er nieuwe van gemaakt worden. Circulair bouwen daarentegen is zoals geloven in het eeuwige leven: deze visie geeft materialen een hergebruikkans in een volgend leven.

* Coen van der Heiden van de Stichting van der Laan geeft wat duiding en nuance: “De abdijen in Vaals en Waasmunster waren in hun oorspronkelijke vorm (situatie bij voltooiing) geen kale gebouwen. Samen met de schilder Wim van Hooff ontwikkelde Dom van der Laan een uiterst afgewogen palet van kleuren en helderheden. Dit oorspronkelijke palet is helaas niet overal meer intact. In een abdij blijft de architectuur achtergrond voor het vormenspel van de liturgie. Kleur en vorm mogen niet de overhand krijgen in de totale expressie.”

** Zie 'The poetics of order: Dom Hans van der Laan’s architectic space' van de Belgische architecte-theoreticus Caroline Voet (KUL):  Voet, C. (2012). Architectural Research Quarterly, 16(2), 137-154. doi:10.1017/S1359135512000450.

*** Zie hierover 'Non-technical approach to the challenges of ecological architecture: Learning from Van der Laan' van de Madrileense ingenieurs González-Díaz en García-Navarro.

 

Deel dit artikel:

Onze partners