In de nieuwe reeks 'Circulair bouwen juridisch bekeken' neemt advocaat Wouter Rubens van GD&A Advocaten voor Circubuild het (toekomstige) juridische kader rond circulair bouwen onder de loep. Het bureau is marktleider op het vlak van juridische dienstverlening voor lokale besturen in Vlaanderen, voornamelijk steden en gemeenten, en bouwde in die hoedanigheid de afgelopen jaren heel wat expertise op rond het thema, aangezien lokale besturen zich volgens het bureau steeds vaker geconfronteerd zien met uitdagingen op het vlak van duurzaamheid en circulariteit in hun bouwprojecten. In een eerste column wil GD&A Advocaten het vooral hebben over het waarom van een goed uitgewerkt wettelijk kader rond circulair bouwen. "Want wanneer het duurzame bouwprincipe niet ingebed wordt in een juridisch kader, kunnen de gevolgen catastrofaal zijn", klinkt het.
De Verenigde Naties publiceerden op 9 augustus 2021 hun laatste Klimaatrapport. Conclusie: willen we ons klimaat (enigszins) redden, dan is het is niet code rood, maar ‘code donkerrood. Duurzaamheid, CO2- en energieneutraliteit, de circulaire economie … zijn daarom thema’s die hoog op de agenda (zouden moeten) staan, met als einddoel: een duurzame, circulaire en energieneutrale samenleving realiseren tegen 2050.
Circulair bouwen wordt in dat globale streven terecht een cruciale rol toegedicht. De Universiteit van Leiden berekende dat de productie van materialen voor de bouwsector in 2018 goed was voor zo’n 11% van de wereldwijde energie-emissies, een uitstoot die naar verwachting enkel nog maar zal toenemen.
De bouwsector staat de komende jaren wereldwijd dan ook voor gigantische uitdagingen, niet in het minst nu er ook tal van regelgeving en zogenaamde soft law van kracht is of wordt die op alle niveaus druk zet richting een meer duurzame en circulaire samenleving. Een (niet-limitatief) overzicht:
Regelgevers stuwen de bouwsector dus richting meer duurzaamheid, CO2- en energieneutraliteit en circulariteit. Maar even belangrijk is de vaststelling dat die trend zich ook doorzet in de rechtspraak. Steeds meer klimaatzaken worden ingeleid, waarbij de uitspraak in de Belgische Klimaatzaak recent bevestigde dat de Belgische overheden "niet alle noodzakelijke maatregelen hebben genomen om de voor het private leven van klimaateisers nadelige gevolgen van klimaatverandering te voorkomen."
Regelgeving geënt op lineair economiemodel
Toch worden recht en regelgeving tezelfdertijd nog steeds naar voren geschoven als grote barrières in het streven naar meer duurzaamheid, CO2- en energieneutraliteit en circulariteit. Als excuus wordt niet zelden gesteld dat onze regelgeving geschreven is vanuit een lineair economiemodel, waardoor het (verplichte) streven naar duurzaamheid en circulariteit zou doorkruist worden door vele (juridische) vragen: wanneer is er sprake van afval of eindelevensfase? Hoe kan eigendom voorbehouden worden in kader van product-dienstcombinaties? Hoe kan er van overheidswege in aanbestedingen meer nadruk gelegd worden op duurzaamheid en circulariteit? Wat met de aansprakelijkheids- en risicoverdeling bij het gebruik van secundaire grondstoffen in bouwwerken? Enzovoort.
Allemaal pertinente vragen die inderdaad moeten worden gesteld bij het realiseren van circulaire bouwprojecten, maar niet zelden (bewust?) over het hoofd worden gezien. Tekenend in dit verband is bijvoorbeeld het Portfolio Open Call dat Vlaanderen Circulair recent de wereld instuurde, met daarin een overzicht en evaluatie van 130 circulaire economie-projecten die tussen 2017 en 2018 werden gelanceerd. Daaruit blijkt immers dat slechts enkelingen onder die 130 circulaire ondernemers het juridische kader in vraag hebben gesteld of hebben opgenomen in hun project, hetgeen op zijn minst opmerkelijk is.
De gevolgen wanneer circulaire bouwprojecten niet worden ingebed in een correct, juridisch (afspraken)kader kunnen catastrofaal zijn, waarbij onder andere kan gedacht worden aan de circulaire aannemer die zonder correcte kwalificaties afvalmaterialen verzamelt en/of verwerkt, de product-dienstverlener die vergeten is om het eigendomsrecht van zijn producten te vrijwaren tijdens de duurtijd van de dienstverlening enzovoort.
Anders dan vaak wordt gedacht en verkondigd zijn er nochtans weinig redenen om die juridische vragen die samengaan met circulaire bouwprojecten niet te stellen. Want circulaire bouwprojecten botsen in feite op veel minder juridische muren en valkuilen dan wordt vermoed en geventileerd. Niet alleen wijzen studies uit dat in veel gevallen eerder het gebrek aan regelgeving en de complexiteit als problematisch wordt ervaren, bovendien moet vastgesteld worden dat er binnen het bestaande wettelijke kader nu reeds veel mogelijk is en dat stilzitten geen optie is.
Nadat OVAM en Vlaanderen Circulair al concludeerden dat er momenteel heel wat (onbenutte/onderbenutte) mogelijkheden zijn binnen de huidige wettelijke kaders, stelde ook Vlaamse minister Hilde Crevits in haar antwoord op een parlementaire vraag van 20 januari 2021 letterlijk dat "de huidige regels ampele wettelijke kaders bieden."
Dat betekent natuurlijk niet dat we blind mogen zijn voor de juridische kant van de medaille. Juridische vragen die samengaan met circulaire bouwprojecten moéten gesteld worden, doch enkel om vervolgens opgelost of afgedekt te worden, minstens vanuit een voorzichtigheidsprincipe. Of zoals Romeins filosoof Seneca ooit zei: “Niet omdat de dingen moeilijk zijn, durven wij niet, maar omdat wij niet durven, zijn de dingen moeilijk.”