Met regen en wind die vechten om voorrang en veel te lage temperaturen voor de tijd van het jaar doet niets vermoeden dat de zomer binnen enkele dagen officieel van start gaat. Die trieste gevolgen van de klimaatverandering doen heel wat mensen popelen om het vliegtuig op te stappen richting een warme costa – waarmee ze ironisch genoeg bijdragen aan de klimaatopwarming. Ook op hun vakantiebestemming wacht hen echter de confrontatie met de opwarming van het klimaat, onder meer met een veel te warme zee. We staan daarom graag eens stil bij het effect van circulair bouwen op het beschermen van de zeeën en oceanen. Want dat is er wel degelijk. En het gaat dan niet alleen over het terugdringen van de watertemperatuur.
Het is evident dat wanneer het klimaat opwarmt, het water op onze aarde volgt; met de temperatuur op land, is ook de watertemperatuur sinds de jaren 70 aan het stijgen. Wereldwijd is het oceaanoppervlak (de eerste 75 dieptemeters, red.) volgens klimaat.be, de Belgische federale site voor betrouwbare informatie over klimaatverandering, sinds 1971 ieder decennium ruim 0,1 °C warmer geworden en reikt de opwarming vandaag ook veel dieper dan vroeger, tot 3.000 meter. Die opwarming is nefast voor het leven in zee.
In de zeeën en oceanen wordt daarnaast ook aan diepzeemijnbouw gedaan; metalen en mineralen zoals mangaan, nikkel en kobalt worden uit de zeebodem, waar ze miljoenen jaren lang onverstoord konden groeien, verwijderd. Daarvoor worden gigantische machines met puntige wielen gebruikt die de zeebodem omploegen en het gedolven materiaal vervolgens via enkele kilometers aan buizen weer naar boven pompen. Wat die ontginging van de diepzeebodem precies voor gevolgen heeft, weet niemand, maar dat ze consequenties heeft voor de biodiversiteit in zee, staat buiten kijf.
Bouwsector als oorzaak van de problemen
De bouwsector is mee oorzaak van beide problemen. Zo zijn experts het erover eens dat de gebouwde omgeving en de bouwsector, door de productie van materialen en het aan de sector gerelateerde transport, wereldwijd verantwoordelijk zijn voor 40% van de CO2-uitstoot – een percentage dat ook onderstreept wordt in een VN-rapport. En het is de CO2 in de lucht die ervoor zorgt dat onze planeet en dus ook al het water erop sneller opwarmt, omdat het gas in onze atmosfeer blijft hangen en daarbij de warmte vasthoudt.
Een ander kwalijk gevolg van het teveel aan CO2 in onze atmosfeer voor onze zeeën en oceanen is dat ze daardoor verzuren. De zeeën en oceanen halen CO2 uit de lucht, maar omdat er tegenwoordig zoveel van dat broeikasgas in onze atmosfeer hangt, is de natuurlijke balans verstoord geraakt, met de verzuring tot gevolg. Ook die verzuring heeft kwalijke gevolgen voor de biodiversiteit in zee.
Ook aan ontmijning van de zeebodem draagt de bouwsector, zij het in mindere mate, bij. Zo wordt nikkel gebruikt in heel wat elektronica, dat ook toepassingen kent in bijvoorbeeld gebouwdomotica.
Bouwsector als oplossing van de problemen
De bouwsector kan gelukkig ook een grote rol spelen in het terugdringen van de genoemde problemen, zeker dat van de opwarming en verzuring van zeeën en oceanen, meer bepaald door gebouwen en bouwmaterialen meer circulair te ontwerpen en produceren.
Voor de niet zo trouwe bezoeker van Circubuild: dat duurzame bouwprincipe, dat circulair bouwen heet en de laatste jaren alsmaar meer ingang vindt, houdt concreet in dat gebouwen en bouwmaterialen zo worden ontworpen dat hun levensduur wordt verlengd. In het geval van een gebouw kan dat door ervoor te zorgen dat de indeling aanpasbaar is, zodat het gebouw meer dan een functie kan hebben, of door het de- en remonteerbaar te ontwerpen. In het geval van een bouwmateriaal door ervoor te zorgen dat het zogenaamd omkeerbaar kan worden toegepast, zodat het elders opnieuw kan gebruikt worden wanneer het gebouw waarin het verwerkt is afgebroken wordt. Daarnaast kan een bouwmateriaal ook circulair zijn doordat het enkel en alleen uit biogebaseerde grondstoffen bestaat. Het hoeft dan niet per se in de kringloop gehouden te worden – al moet dat wel altijd de betrachting zijn – omdat het schadeloos aan de natuur kan worden teruggeven en nagroeibaar is.
Gebouwen die blijven staan en producten die langer meegaan of natuurlijk kunnen groeien, betekent de facto minder werven, minder transport, minder productie en minder afval dat verbrand wordt, wat de hoeveelheid CO2-uitstoot drastisch doet dalen en de opwarming van de aarde en dus ook de zeeën en oceanen aanzienlijk afremt, net als de verzuring van het water op aarde. En het betekent ook minder ontginging van natuurlijke hulpbronnen en dus ook minder diepzeemijnbouw – al is de bouwsector daar dus zeker niet de grootste ontmijner.
Gebouwen die blijven staan en producten die langer meegaan betekent daarnaast ook minder transportbewegingen. Op de weg, maar ook over zee. Zo raken de zeeën en oceanen ook minder (snel) vervuild. Immers: de rompen van schepen slijten snel en de verf die daarbij loslaat belandt in de zee, waar ze schade aanricht aan de fauna en flora.
Circulair watergebruik
Laat ons tot slot ook eens stilstaan bij de rol die de bouwsector kan spelen in het duurzamer omgaan met grondwater en oppervlaktewater. Dat is immers ook nodig. Wie geregeld natgeregend thuiskomt kan het zich moeilijk voorstellen, maar we leven in een waterschaars gebied. Een probleem dat alleen maar zal verergeren door de klimaatverandering.
Zoet water is op zichzelf geen bouwmateriaal, maar is wel vaak nodig tijdens het productie- en recyclageproces van bepaalde materialen en stroomt door de kranen en toiletten in gebouwen. De bouwsector kan dus een bijdrage leveren aan het duurzamer omgaan met grondwater en oppervlaktewater en heeft op dat vlak vandaag al heel wat stappen in de goede richting gezet.
Zo zijn er vandaag heel wat sanitaire toepassingen op de markt die water helpen besparen, zoals kranen die automatisch stoppen of een droog- of vacuümtoilet dat werkt met compostering en onderdruk in plaats van met water.
Daarnaast wordt in bouwprojecten ook steeds vaker aandacht besteed aan de regenwaterhuishouding. Regenwater kan dan ook perfect op grote schaal worden ingezet voor toepassingen die geen drinkwaterniveau vereisen. Systemen om regenwater op te vangen en op te slaan zodat het kan worden gebruikt voor toiletten, wasmachines of bewaring van planten maken steeds vaker standaard deel uit van een bouwproject.
Eens dat regenwater gebruikt is, wordt het via de riolering naar de waterzuiveringsinstallatie gestuurd, maar tegenwoordig bestaan er ook systemen om ook dat zogenaamde grijs water nog eens te hergebruiken, als bijvoorbeeld spoelwater voor de toiletten. Die systemen omvatten zowel technische installaties als natuurlijke alternatieven. Helofytenfilters of zogenaamde moerasfilters zijn een voorbeeld van dat laatste. Die maken gebruik van planten die met behulp van bacteriën het vuil afbreken. Uiteraard mag het te zuiveren water wel geen detergenten bevatten.
Zwart water, vervuild met uitwerpselen dus, moet uiteraard wel gewoon meteen naar de waterzuiveringsinstallatie. In Vlaanderen zijn vandaag helaas nog veel – vooral landelijk gelegen – woningen niet aangesloten op het rioleringsstelsel, waardoor vervuild water vaak gewoon geloosd wordt in de beek of rivieren. De bouwsector kan dus ook door uitbreiding van het rioleringsstelsel nog zorgen voor een duurzamer regenwaterbeheer.
Tot slot wordt in bouwprojecten ook steeds vaker aandacht besteed aan ontharding rond de gebouwen. Dat is belangrijk omdat regenwater dan (vertraagd) kan infiltreren in de grond en het grondwater zo op peil blijft.
Kortom, door circulair te worden, kan de bouwsector fundamenteel bijdragen aan het beschermen van de oceanen en zeeën en het duurzamer omgaan met regenwater, twee doelen die de VN hebben vastgelegd in hun zogenaamde sustainable development goals of duurzame ontwikkelingsdoelen.