Dialoog en archipelago over circulaire verbouwing station Wijgmaal (deel 2)

Het leegstaande station van Wijgmaal wordt momenteel verbouwd tot een nieuw kantoor voor Dialoog vzw, een organisatie die werkt rond duurzaam bouwen en bewust wonen en bekend is van het tijdschrift De Koevoet, en een tot gemeenschappelijke koffiebar en een kleine ontmoetingsruimte. In het ontwerp van de reconversie, van de hand van archipelago, ging bijzondere aandacht naar circulaire ontwerp- en bouwprincipes (daarover kan je hier meer lezen, red.). Omdat het een kleiner project is dan archipelago gewend is, kon het ontwerpbureau de focus op circulair bouwen van concept tot detail doortrekken. Reden voor Circubuild om met Joost Declercq van archipelago en Inge Pauwels van Dialoog vzw rond de tafel te gaan zitten voor een interview. Deel 1 van de neerslag daarvan kon je al lezen. Vandaag presenteren we je deel 2, over de inherente kwaliteiten van vroegere architectuur, de beperkingen van rekenmodellen en fitnesstoestellen die hun bestaan te danken hebben aan de verbouwing van het Wijgmaalse station.

Wat zijn de inherente architecturale en erfgoedkwaliteiten van een stationsgebouw dat dateert uit de 19de eeuw?

Joost: “Architectuur van zo’n eeuw oud, heeft als grootste kwaliteit dat ze een antwoord biedt op heel wat ‘problemen’ op een low-tech manier, aangezien men toen nog niet kon beschikken over de technieken van vandaag. Zo zie je dat heel wat van die gebouwen eigenlijk heel wat eigenschappen hebben die op zichzelf al zorgen voor een goed binnenklimaat en voor robuustheid. Denk maar aan hoogtes van ruimtes, eenvoudige draagstructuren, aanwezige massa of inplanting van ramen. Aangezien in de 19de eeuw typisch met eenvoudige volumes werd gewerkt, kunnen wij vandaag met zo’n gebouw makkelijk weg. Het blijft zeer opmerkelijk dat wanneer wij moeten gaan nadenken over de reconversie van een gebouw, de conclusie vaak is dat we het gebouw grotendeels kunnen gebruiken als het dateert uit de jaren 20 of 30 van de vorige eeuw en dat we, vooral omwille van functionele redenen, vaak niets anders kunnen dan het af te breken als het gebouwd werd in de jaren 70 of 80. Honderd jaar en langer geleden dacht men op een heel andere manier na over ruimtelijkheid. Men verstond de kunst om noodzakelijke technische zaken mee te nemen in de architectuur, daar waar we die twee zaken in een recenter verleden zijn gaan loskoppelen van elkaar. Natuurlijk, je moet dat wel met een korreltje zout nemen, want er heeft uiteraard ook al een natuurlijke selectie plaatsgevonden; constructies die niet toekomstbestendig bleken, zijn er vandaag niet meer.”

Inge: “Het deel van het station dat ingestort was dateert alleszins inderdaad uit een latere bouwperiode hé …”

Joost: “En dat heeft niet te maken met verschillende materiaalsterktes, maar wel met conceptuele keuzes uit de 19de en begin 20ste eeuw versus conceptuele keuzes eind 20ste eeuw. Ga maar eens een oud operagebouw bekijken, dat zit bijzonder ingenieus in elkaar op bijvoorbeeld het vlak van luchtcirculatie. Technische installaties om te ventileren bestonden toen nog niet, terwijl je daar wel zat met verlichting met olielampen en kaarsen en dus heel wat rook en geur die moest worden afgevoerd. Men denkt vaak dat mensen 150 jaar geleden minder gesteld waren op comfort en welbevinden. Maar dat is zeker niet zo. Die deden daar ook inspanningen voor, hoor.”

“Wat ook nog heel opmerkelijk is, is dat die inherente kwaliteiten van oude gebouwen, zoals thermische massa of thermische stratificatie, vaak niet worden meegenomen wanneer men vandaag een comfortberekening maakt van het gebouw, omdat zelfs de meest geavanceerde softwaretools die zaken gewoon zeer moeilijk of niet kúnnen kwantificeren. Vaak zit men gevangen binnen de beperkingen van rekenmodellen. Terwijl die kwaliteiten wel écht aanwezig zijn. In een recent onderzoek heeft een ingenieursbureau eens een schoolgebouw dat 130 jaar geleden gebouwd werd vergeleken met een school die recent gebouwd werd. Wat bleek? Met minimale ingrepen én met een technische ruimte van een paar vierkante meter kon het studiebureau het 130 jaar oude schoolgebouw energetisch even performant maken dan het recente project waarin de technische ruimte een hele verdieping beslaat. Om de impliciete kwaliteiten van oude architectuur maar even te duiden …”


Maar gebouwen van honderd jaar geleden laten zich wel minder makkelijk ontmantelen met het oog op hergebruik van de materialen dan een gebouw dat circulair ontworpen werd

Joost: “In vergelijking met een circulair gebouw wel, ja. Maar het mooie aan oude gebouwen is dat die gewoon maar uit een paar basismaterialen bestaan. Daardoor kan je de verschillende materialenstromen relatief gemakkelijk van elkaar scheiden. Zo gaan wij de bakstenen van het stationsgebouw elders in het gebouw opnieuw gebruiken, voor het bouwen van een binnenmuur. Als je echter gebouwen uit de jaren 80 en 90 gaat moeten ontmantelen, dan ga je veel materiaalstromen zelfs niet kunnen scheiden, omdat er zo veel materialen door elkaar in zitten. En je gaat veel plastic, pvc en andere kunststoffen tegenkomen.”

Inge: “Overigens werden ook de houten balken uit het oude stationsgebouw hergebruikt. Een organisatie uit Wijgmaal heeft er fitnesstoestellen mee gebouwd. De houten gevelbekleding die we gaan gebruiken zal uit een materialenbank komen, de binnendeuren zal de aannemer uit andere projecten halen en ook de keuken, de terrastegels en een groot deel van het sanitair zullen al een eerste leven achter de rug hebben.”


Die berg aan recuperatiemateriaal zorgde vermoedelijk wel voor een uitdagende aanbesteding?

Joost: “Inderdaad. Want hoe zet je dat in je bestek? Dat was een hele oefening. En ergens moet je ook rekenen op de goodwill van de aannemer. Die moet ervoor openstaan om te werken met recuperatiematerialen.”

Inge: “En zo’n aannemer hebben we met INREBO gevonden. Die had al gewerkt met recuperatiematerialen. In een vorig project heeft hij zelfs alle recuperatiedeuren moeten weghalen omdat de bouwheer vond dat die te beschadigd waren. Maar zoiets zouden wij natuurlijk niet erg vinden. Om maar de duurzaamheidsintentie van onze aannemer te schetsen …”

Joost: “Alle nieuwe materialen gebruikt in het project hebben een lage milieu-impact. Daarvoor zijn we ook in enkele trajecten gestapt. We hebben bijvoorbeeld aan tafel gezeten met Circular Concrete, wat onder meer geresulteerd heeft in beton, voor het skelet van de aanbouw, dat binnen de actuele normen het maximum aan recuperatiemateriaal bevat. Maar ook losmaakbare pleisters, niet enkel voor binnen maar ook aan de spouwzijde, en kalkmortel zullen we gebruiken. En het gebouw wordt verwarmd met een lucht-luchtwarmtepomp.”


Zijn er bepaalde materialen, constructiedetails of energiesystemen waar jullie in het bijzonder enthousiast over zijn?

Inge: “Ik kijk vooral uit naar de niet-afgewerkte muur in ons kantoor, die met de recuperatiebaksteen.”

Joost: “Ik vind de zonwering voor de ramen van de kantoorruimte dan weer heel innovatief. Het worden vaste, hoogreflectieve lamellen tussen de glasbladen, die als de zon laag zit de zonnewarmte passief binnenbrengen, en als de zon hoog zit, de zonnestralen reflecteren naar buiten. Daardoor krijg je eigenlijk een even lage g-waarde als bij gesloten screens, terwijl het contact met buiten én een hoge kleurrechtheid van het daglicht gevrijwaard worden. De lamellen hebben ook een speciale vorm, die ervoor zorgt dat het licht op een egale en gespreide manier naar binnen wordt gebracht.”


Tot slot: vergt circulair bouwen een fundamenteel andere houding van de architect?

Joost: “Zeker. Circulair bouwen vraagt nog meer dat de architect zijn regisseursrol opneemt en als een meester-kok in de keuken alle personeel regisseert en met de hem aangeboden ingrediënten de meest fantastische gerechten creëert. De architect-regisseur moet zowel aan het heden als aan de toekomst van het gebouw denken, voorbij het eerste gebruik. Idealiter doet hij dat aan de hand van toekomstscenario’s die hij, eventueel samen de bouwheer en/of de gemeente, bedenkt, rekening houdend met de context en mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Als je het concept circulair bouwen doordenkt, dan blijft de architect gedurende de volledige levenscyclus van een gebouw in zekere zin de partner van dat gebouw, zodat hij alle transformaties en levensstadia mee kan begeleiden. Dit geeft de beste kans op een succesvol levenscyclusverhaal van een gebouw."

"Als je als architect in het leven van een bestaand gebouw binnenstapt, dan is dat zoals een relatie aangaan met iemand die al een verleden heeft. Met respect bestaande gebouwen omvormen is dus iets anders dan met een nieuw gebouw ergens je signatuur te gaan neerzetten. Dat begrijpen we bij archipelago maar al te goed. Je moet ook het juiste programma in een gebouw plaatsen. Dat noemen wij matchmaking. De eerste duurzame oefening is dat de invulling goed matcht met het gebouw en de buurt, net zoals in een goed huwelijk.”


Bedankt voor dit interview, Inge en Joost!

Deel dit artikel:

Onze partners