Durven (falen) essentieel voor transitie naar circulair bouwen

Wat is de rol van de aannemer in de transitie naar een circulaire economie? Die vraagt stond centraal in een boeiend panelgesprek op de allerlaatste actiedag van de Green Deal Circulair Bouwen, op 6 december in Brugge.

Tijdens de vorige actiedag stond de rol van de ontwerper centraal, in het BMCC-congrescentrum in Brugge werd meer gefocust op die van de aannemer. Wim Garmyn van Embuild Vlaanderen modereerde een boeiend panelgesprek met Pieter De Brabandere (Group De Brabandere), Jona Michiels (Groep Van Roey), Philip Moyersoen (Matexi) en Teun Depreeuw (Ecoverbo/Muurtuin).


Samenwerking

Alle partijen waren het erover eens dat samenwerking cruciaal is om de noodzakelijke transitie naar circulair bouwen mogelijk te maken. “Eigenlijk moeten we stoppen met een ontwikkelaar te zijn”, zei Philip Moyersoen. “We moeten een partner zijn van steden en gemeenten en van bedrijven, om het hoofd te bieden aan de grote maatschappelijke uitdagingen qua betaalbaarheid en klimaatproblematiek. Samen moeten we onderzoeken hoe de buurten van de toekomst eruit moeten zien en zeker ook welke impact ze hebben op bestaande buurten. Met nieuwbouw kunnen we veel veranderen, maar wat doen we met het bestaande patrimonium?”

Teun Depreeuw brak ook een lans voor meer samenwerking. “We zitten allemaal op goud maar we delen dat niet omdat we te weinig met elkaar praten. Architecten luisteren nog te weinig naar de aannemers, naar de mensen die het moeten uitvoeren. En dat is zonde. Dat het ook anders kan, hebben we bewezen in ’t Centrum, het nieuwe kantoorgebouw van Kamp C, waar we in alle transparantie hetzelfde ideaal nagestreefd hebben, namelijk samen een zo circulair mogelijk gebouw neerzetten. Uiteraard zijn er ook dingen niet verlopen zoals we het gewild hadden. Dat zijn dan lessen die je trekt. Die lessons learned willen we en moeten we ook delen met projectontwikkelaars, architecten, aannemers en opdrachtgevers. Het is ook absoluut geen schande als je op problemen botst, maar die moet je dan wel kunnen voorleggen aan iemand die ze kan oplossen, ook als dat dan een concurrent is.”

Philip Moyersoen is ervan overtuigd dat we een groot risico lopen als ieder elk in zijn eigen sector blijft zitten. “Dan zullen we de prijzen alleen maar zien stijgen. Dat kan alleen maar doorbroken worden door samen te werken. Ik geloof ook sterk in de schaal van de buurt. We mogen onze huizen niet meer beschouwen als eilandjes met elk hun eigen tuin, hun eigen garage en hun eigen technieken. Dat is niet meer van deze tijd. We moeten alles collectief gaan bekijken. Zeker wat de technieken betreft. Daarin moeten we de mensen ook ontzorgen, door alles professioneel en op wijkniveau te bekijken. Ik geloof ook sterk in standaardisatie. Die zal essentieel zijn voor zowel de circulariteit als de betaalbaarheid van onze woningen.”


Betaalbaarheid

Uiteraard waren er ook heel wat vragen over het financiële aspect. “Hoe zeer je als aannemer ook wil inzetten op circulariteit, de prijs blijft vaak nog het belangrijkste item om voor een bepaald materiaal te kiezen”, reageerde Philip Moyersoen daarop. “Wat dat betreft zijn de prijsstijgingen een goede zaak geweest, maar desondanks blijft het een feit dat nieuwe materialen in veel gevallen nog steeds veel goedkoper zijn dan wanneer je elders materialen moet gaan weghalen. Urban mining is erg arbeidsintensief en arbeid is duur. Er zijn structurele maatregelen nodig vanuit de overheid om het hergebruik van materialen financieel interessanter te maken.”

Ook volgens Pieter De Brabandere is er een belangrijke rol weggelegd voor de overheid om circulaire alternatieven goedkoper te maken. “Je kan pas een grote omslag maken als de federale overheid doortastende financiële stimuli geeft. Denk bijvoorbeeld aan het verlaagd tarief van 6% voor renovaties. Waarom zou men geen verlaagd tarief kunnen hanteren voor mensen die hun woning op een circulaire wijzen bouwen of renoveren? Op die manier kan je wel een gedragsverandering tot stand brengen.”

Teun Depreeuw merkte op dat het prijsverschil tussen biobased materialen en traditionele materialen vandaag al sterk afgenomen is, waardoor het prijsargument veel minder dan vroeger een reden is om voor die laatste te kiezen. “Het feit dat veel van die materialen ook lokaal geproduceerd worden, speelt die nivellering ook in de hand, omdat er bij traditionele materialen veel geld gaat naar het transport, dat een pak duurder geworden is.”

De betaalbaarheid is volgens Jona Michiels toch vooral een kwestie van vraag en aanbod. “Aan de aanbodzijde is er al heel veel gebeurd. Fabrikanten hebben heel wat circulaire en duurzame alternatieven ontwikkeld, maar momenteel is er gewoon te weinig vraag naar die materialen, waardoor ze nog te duur uitvallen. Zolang er geen duidelijke en consistente vraag vanuit de markt is, zullen bepaalde materialen niet echt doorbreken. En wat dat betreft zijn er twee belangrijke incentives: ofwel moet je er als fabrikant geld mee kunnen verdienen, ofwel moet het komen van de overheid. Vergelijk het met de EPB-eisen. Vandaag bouwen we bijna-energieneutraal omdat de overheid daar een tijd geleden strenge eisen rond gesteld heeft.”


Aangepaste bestekken

Volgens Pieter De Brabandere moet dat ook nog verder in de hand gewerkt worden door de bestekken aan te passen. “In plaats van te vermelden dat het toegelaten is met circulaire materialen te werken, kan je dat ook verplichten in het bestek. Je kan als opdrachtgever eisen stellen aan de herkomst van de materialen en het percentage recyclaat”, besloot hij.

Deel dit artikel:

Onze partners