Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs stuurde op 28 februari een open brief uit waarin hij zijn licht laat schijnen over hoe ver we vandaag in Vlaanderen staan op het vlak van circulair bouwen. Aanleiding daarvoor was zijn vaststelling dat het op BATIBOUW betrekkelijk stil bleef rond het duurzame bouwprincipe dat nochtans zo broodnodig is. We publiceren de open brief hieronder integraal.
BATIBOUW 2024 sloot zopas de deuren. Opnieuw stalden bouwers en leveranciers van bouwmaterialen er hun koopwaar uit voor de bouwlustige Vlaming. Daarbij ging terecht veel aandacht naar energieneutraal bouwen en energie-efficiënt renoveren. Wat echter opvalt, is dat hiervoor haast uitsluitend nagelnieuwe producten worden aangeprezen. Ging je op de beurs op zoek naar materialen uit afbraak die aan een tweede leven toe zijn of die uit afvalmateriaal bestaan, dan kwam je van een eerder kale kermis thuis. Van enige aanzet tot een overgang naar circulair bouwen was op de Heizel nog niet veel sprake.
Circulair bouwen betekent: op weg naar een circulaire economie zoeken naar oplossingen die gericht zijn op recyclage en hergebruik en inzetten op toekomstbestendig ontwerpen en (ver)bouwen om minder CO2 uit te stoten en minder afval te produceren. In het hele debat onderscheiden zich twee sporen. Enerzijds kan je circulair bouwen toekomstgericht omschrijven. Je ontwerpt dan nieuwe gebouwen met een robuuste structuur, zodat het gebouw op termijn zonder veel afvalproductie kan worden herbestemd. Alle invulwanden en inrichtingen die verband houden met het huidige gebruik maak je verplaatsbaar of demonteerbaar om het gebouw later te kunnen aanpassen aan nieuwe bestemmingen. Je kan er ook voor zorgen dat de materialen zoveel mogelijk biobased zijn zodat ze, als ze ooit afval worden, geen negatieve impact hebben op het milieu.
Anderzijds kan je vandaag een gebouw optrekken dat volledig bestaat uit hergebruikte bouwmaterialen en -elementen. Uit de afbraak van andere gebouwen recupereer je alle materialen en onderdelen en je bouwt daarmee een nieuwe constructie. Je produceert dan geen CO2 door de aanmaak van nieuwe materialen en je reduceert afval.
Het prospectieve en het retrospectieve spoor zijn beide relevant, maar toch valt er een belangrijke kanttekening te maken. De eerste vorm van circulariteit past beter binnen de huidige economische logica, die vertrekt vanuit de productie en consumptie van nieuwe materialen. Als we materialen produceren die langer meegaan en op termijn herbruikbaar zijn, zal dat de economische productie pas op langere termijn vertragen. Wanneer we daarentegen maximaal kiezen voor hergebruik, zal de productie van nieuwe materialen daarvan onmiddellijk gevolgen ondervinden. Zou dat de reden kunnen zijn waarom bedrijven en overheden, wanneer ze over circulariteit spreken, vaak die toekomstgerichte vorm verkiezen?
Als we het met circulariteit echt menen en maximaal gaan inzetten op hergebruik van materialen is dat ongetwijfeld een grote technische en juridische uitdaging. Hoe zit het bijvoorbeeld met de brandwerendheid van gerecupereerde branddeuren? Of met de vochtopname van een gerecycleerde baksteen? Of nog met de lambda-waarde (isolatiesterkte) van spouwisolatie uit een oude constructie? Inzetten op hergebruik betekent ook een uitdaging voor de administratie om een vergunning te verlenen voor een gebouw waarvan de uiteindelijke materialen en elementen pas gekend zijn op het moment dat de werf start en daarmee de zoektocht aanvangt naar wat in afbraakdepots zoal te vinden is.
Naast vele uitdagingen biedt circulair bouwen ook veel kansen. Als er ingezet wordt op hergebruik van materiaal betekent dat in de bouwkosten vaak een verschuiving naar minder materiaalkosten en meer arbeidskosten. Alle hergebruikte materialen of onderdelen moeten immers ontmanteld, gereinigd en/of aangepast worden. Dat creëert kansen voor het ontstaan van nieuwe jobs voor zowel lang- als kortgeschoolden.
Evolueren naar een circulaire bouwwereld lijkt mij in de eerste plaats hoe dan ook een keuze voor herbestemmen en verbouwen waar mogelijk, alvorens te denken aan nieuwbouw. Wij moeten iedereen, en zeker de overheden, stimuleren om bij nieuwe bouwopgaven in eerste instantie op zoek te gaan naar in onbruik geraakte gebouwen om die te herbestemmen. Dat is een belangrijke uitdaging, want vaak is dat een ingewikkeldere en duurdere oplossing dan nieuwbouw. De winsten van reconversie situeren zich op langere termijn.
Verder doorgedacht kan circulair bouwen nog veel meer betekenen. Het zou ook kunnen betekenen dat we niet meer gaan denken vanuit de noden van een programma maar vanuit de noden van een gebouw in een leefomgeving. We zouden eerst in kaart kunnen brengen wat we met ons leegstaand patrimonium aankunnen. We zouden kunnen redeneren vanuit het gebouw en uitzoeken hoe we wat er ruimtelijk en structureel aanwezig is opnieuw kunnen inzetten voor het invullen van maatschappelijke noden.
Ongetwijfeld vergt een shift naar circulair bouwen een grote maatschappelijke ommekeer. We zullen vooruitgang minder definiëren als iets dat opgebouwd is met nieuwe producten. Daarnaast zorgt een circulaire bouwcultuur voor nieuwe esthetische ervaringen waaraan we zullen moeten wennen. De architectuur zal zich minder richten op het bedenken van nieuwe vormen en producten en meer inzetten op het bedenken van nieuwe composities met bestaande elementen en nieuwe betekenissen geven aan bestaande gebouwen of onderdelen ervan. We zullen gebouwen niet enkel om culturele of nostalgische redenen gaan herbestemmen maar ze echt een nieuw leven geven vanuit de wetenschappelijke overtuiging dat behoud de meest toekomstbestendige optie is.
Een circulaire benadering van onze bebouwde omgeving vraagt hoe dan ook de blik van een ontwerper. Daarom is het cruciaal dat ontwerpers zo snel mogelijk bij een nieuwe opgave betrokken worden. Het koppelen van maatschappelijke noden aan het beschikbare, in onbruik geraakte patrimonium wordt de ontwerpvraag van de toekomst.
Erik Wieërs
Vlaams Bouwmeester