Rapport brengt klimaatimpact van (ver)bouwen in kaart
De scenario’s variëren in E-peil, isolatie, materiaalkeuzes, installaties – ventilatie, warm water, zonnepanelen … - enzovoort. De emissies CO2-eq – CO2-equivalent, een meeteenheid om het opwarmend vermogen van broeikasgassen weer te geven: CO2 is het referentiegas, waartegen andere broeikasgassen gemeten worden; van een gas met 23 ton CO2-eq, heeft 1 ton hetzelfde opwarmend vermogen als 23 ton CO2 – werden vergeleken met de totale milieu-impact. De totale milieu-impact is de som van de impact op alle indicatoren, inclusief broeikasgasemissies dus, in alle stappen van de kringloop.
De studie kwam er, omdat de impact van (ge)bouwen en wonen nog te vaak gelijkgesteld wordt aan de broeikasgasemissies die ontstaan bij het verwarmen van gebouwen, maar dat is om twee redenen te eenzijdig. Ten eerste moet ook de impact van de gekozen materialen op landgebruik, fijn stof, humane toxiciteit, aquatische ecotoxiciteit … meegerekend worden. Ten tweede is de focus op de gebruiksfase – voornamelijk verwarming dus – te beperkend. Ook de productie, het transport, het plaatsen/installeren, het onderhoud en het ‘eindeleven’ van de materialen moeten opgenomen worden in de cijfers. Alle stappen in de kringloop dus.
E-peil niet zaligmakend
Uit de renovatiescenario’s bleek dat een lager E-peil meestal gepaard gaat met een lagere totale milieu-impact. Toch zijn er voor een welbepaald E-peil grote verschillen in de totale milieu-impact. Die verschillen kunnen bijvoorbeeld aan (de materialen in) zonnepanelen te wijten zijn, of aan de vervanging van materialen die niet rechtstreeks aan de energie-efficiëntie van de woning bijdragen. Dat betekent dat een gerenoveerde woning met een laag E-peil een hogere totale milieu-impact kan hebben dan een woning met een minder goed E-peil. De resultaten van de verschillende nieuwbouwscenario’s verschilden veel minder van elkaar. Bij nieuwbouw wordt de materiaalkeuze – relatief gezien – belangrijker.
Tot slot bleek dat de impact van materialen meer doorweegt als de totale milieu-impact berekend wordt dan als enkel CO2-eq-emissies berekend worden. De keuze van de indicatoren heeft dus een aanzienlijk effect op de onderzoeksresultaten.
Voorbeeldscenario: renovatie halfopen bebouwing
Als voorbeeldscenario wordt de renovatie van een halfopen bebouwing naar voren geschoven. De twee grafieken boven dit artikel tonen respectievelijk de CO2-emissies en de totale milieu-impact van zes renovatiescenario’s van dezelfde open bebouwing: status quo (geen renovatiemaatregelen), minimale renovatie, renovatie tot E-peil E60 (focus op isolatie), renovatie tot E60 (focus op efficiënte installaties), renovatie tot E30-peil (inclusief gascondensatieketel), renovatie tot E30 (inclusief warmtepomp).
De grafieken tonen dat er verschillende manieren zijn om de totale milieu-impact zo laag mogelijk te houden. De focus moet wellicht verlegd worden van het laagst mogelijke E-peil naar een combinatie van energie- en materiaalgerelateerde keuzes. Het optimum ligt dus wellicht tussen maatregelen die het E-peil bevorderen en maatregelen die de impact te wijten aan materialen inperken.
Via deze link kan je het rapport The impact of materials needed for renovation and new housing (Delem L., Janssen A., Vrijders J. & Wastiels L.) lezen.
Bron: OVAM