In een nieuwe aflevering van de architectura.be Podcast, bogen Waldo Galle, onderzoeker duurzaamheidstransities aan VUB Architectural Engineering, en Roos Servaes, facilitator circulair economie bij Vlaanderen Circulair, zich over tien pijnpunten waar circulair bouwen vandaag nog mee te maken krijgt. In een vervolgreeks op deze website zullen we in evenveel artikels telkens één van die struikelblokken belichten, met het standpunt daarover van beide experten. De eerste valkuil die moderator Rik Neven, zaakvoerder van architectura.be, hen voor de voeten wierp, luidde: circulair bouwen is te arbeidsintensief en daardoor te duur, nieuwe materialen aankopen is nog altijd goedkoper dan hergebruik. “Dat klopt,” klonk het unaniem, “als je enkel op korte termijn denkt.”
Voor het eerste struikelblok werd aangesneden, lichtten Galle en Servaes op vraag van Neven eerst even toe hoe het komt dat ze vandaag mogen worden beschouwd als autoriteiten wanneer het gaat over circulair bouwen. “In mijn geval is alles begonnen met mijn thesis tijdens mijn laatste masterjaar aan de Universiteit Gent”, begon Galle te vertellen. “Ik kreeg toen de kans een onderzoekje te starten naar wat ontwerpkeuzes betekenen voor de tevredenheid over een gebouw op lange termijn, zowel op financieel en ecologisch vlak als op het vlak van comfort. Ik ontdekte tijdens mijn literatuurstudie dat daar al mensen mee bezig waren sinds de jaren 70. Uiteindelijk belandde ik bij de VUB, waar ik nog steeds onderzoek doe rond circulair bouwen.”
“Voor mijn eerste kennismaking met circulair bouwen, moeten we terug naar 2012, toen het beleidsprogramma rond materiaalbewust bouwen in kringlopen werd opgesteld”, vertelde Servaes. “Een paar jaar eerder had OVAM al de denktank en het informeel netwerk Plan C opgericht, waarin moest worden nagedacht over manieren om slimmer om te gaan met materialen, in plaats van over manieren om afval te beperken. Een primeur voor OVAM, dat ervoor voornamelijk focuste op beleid rond afvalstoffen. Ik ben toen met een aantal onderzoekers gaan nadenken over hoe duurzaam omgaan met materiaal in de bouw in de praktijk vormgegeven moest worden en hoe we dat vervolgens konden stimuleren. In die periode kwamen termen als ‘veranderingsgericht bouwen’ en ‘dynamisch bouwen’ ook heel sterk op. Gaandeweg ging het over meer dan duurzaam materiaalgebruik en is men beginnen spreken over circulair bouwen en zelfs over circulaire economie, wat dan geresulteerd heeft in het oprichten van Vlaanderen Circulair, als knooppunt en inspirator voor de circulaire economie in Vlaanderen.”
"Foute bril"
Daarna was het aan Neven om zijn rol als advocaat van de duivel op te nemen en een eerste van negen struikelblokken te poneren die de doorbraak van circulair bouwen als het nieuwe bouwen mogelijks in de weg zouden kunnen staan. “Een eerste valkuil lijkt me het feit dat circulair bouwen te arbeidsintensief en daardoor te duur is. Nieuwe materialen aankopen is eigenlijk nog altijd goedkoper dan hergebruik”, gooide hij de knuppel in het hoenderhok.
“Ik denk dat we vandaag gewoon met een foute bril kijken naar het kostenplaatje van een gebouw”, was Servaes duidelijk. “Vanuit de klassieke visie wordt op korte termijn gedacht en dan is circulair bouwen inderdaad duurder. We hanteren bijna altijd een systeem waarin een aannemer gekozen wordt omdat hij de laagste prijs garandeert. Maar dan kijken we alleen maar naar het begin van het verhaal en brengen we niet de ganse levensduur van een gebouw en eventueel de restwaarde ervan in rekening. Dat zijn dan ook vaak totaal nieuwe begrippen voor een heel aantal actoren uit de bouwsector. Ik denk dus dat we vooral instrumenten moeten ontwikkelen die de prijs van een gebouw op de lange termijn in kaart brengen, in harde cijfers. Dan zouden er veel terugkomen van de uitspraak dat circulair bouwen duurder is.”
Galle sloot zich daarbij aan. “Wat Roos zegt, is zeker terecht. We moeten de hele levenscyclus van een gebouw in rekening brengen. Maar de bouwsector an sich zal hoe dan ook altijd zeer arbeidsintensief blijven, of hij nu circulair is of niet, door z'n complexiteit en diversiteit. En een gebouw zo ineensteken dat het makkelijk uit elkaar te halen valt, is lovenswaardig, maar initieel zal, ondanks de richtlijnen die er al rond bestaan, ook die demontage en hermontage de nodige tijd vragen, omdat het iets nieuws is. De arbeidskosten en de lasten daarop zullen maar geleidelijk dalen en daar schuilt nog een drempel voor de transitie naar circulair bouwen. In geïndustrialiseerde sectoren, zoals de textielsector of bepaalde kunststoffensectoren, zal dat misschien minder het geval zijn. Maar dat wil niet zeggen dat er binnen de bouwsector geen innovaties aan de gang zijn die daar een antwoord op kunnen bieden! Een soort industrialisatie en een beter informatiemanagement tijdens de planning en het ontwerp van gebouwen, zijn hefbomen die we kunnen inzetten om naar meer gesloten materialenkringlopen te gaan in de bouwsector.”