Wim Debacker (VITO): "We hebben geen nood aan 'hit and run'-ontwikkelaars"

Netwerk Architecten Vlaanderen (NAV) en de Vlaamse Confederatie Bouw organiseerden op 8 maart in Hogeschool Odisee in Aalst het rondetafelgesprek 'Hoe kunnen we (de samenwerking bij) circulair bouwen stimuleren?' Rik Neven, zaakvoerder van Circubuild, mocht de debatten modereren. In overleg met de organisatoren besloot hij het panelgesprek interactief aan te pakken en het op te delen in twee blokken met telkens andere sprekers. Over het eerste deel, waarin de focus lag op het bouwteamgebeuren en de materiaalaspecten, brachten we al dit artikel. Het – uitgebreide – verslag van het tweede blok, dat inzoomde op de rol van de opdrachtgever bij en de financiële en juridische aspecten van circulair bouwen, lees je in dit artikel. "Uit duurzaamheidsperspectief hebben we geen nood aan zogenaamde hit and run-projectontwikkelaars, maar eerder aan ontwikkelaars die instaan voor een beheer van kwalitatieve woonoplossingen op lange termijn", stelde Wim Debacker, transitieonderzoeker bij VITO daarin onder meer. Een andere opvallende stelling was er eentje van Kris Blykers van BLIEBERG A.C.E., die vindt dat een regelluwe zone circulair bouwen een duwtje in de rug zou kunnen geven.

Voor het tweede deel van het rondetafelgesprek dat NAV en de Vlaamse Confederatie Bouw organiseerden in samenwerking met partners deceunickEuraboGYPROCReynaers AluminiumSto en Wienerberger en kaderde binnen het Netwerk voor Innovatieversnelling in de Bouwnamen naast Wim Debacker en Kris Blykers ook Teun Depreeuw van aannemersbedrijf Ecoverbo en de bedrijven Ecoschelp en Muurtuin en Catherine Vangilbergen, Development Manager bij Van Roey Vastgoed, plaats op het podium. Net als de drie panelleden uit het eerste blok bouwden ook zij elk op hun eigen manier al heel wat ervaring op in circulair bouwen.

Rik Neven opende blok twee zoals hij het eerst gedeelte van het rondetafelgesprek had geopend: met de vraag aan de panelleden zich kort even voor te stellen. Die voorstelling slaan we niet over in dit verslag, ze toont immers de expertise van de panelleden rond het thema.

Neven begon met Kris Blykers van BLIEBERG A.C.E., die enkele jaren geleden in hoogsteigen persoon de lont aan het circulaire vuur stak bij de moderator en zo indirect mee aan de basis lag van Circubuild. "Enkel als de circulaire ambities heel hoog zijn, dan doe ik nog architectuurprojecten, maar met de business-as-usualprojecten ben ik drie jaar geleden gestopt (Blykers trok de deur bij a-tract architecture toen achter zich dicht om BLIEBERG A.C.E. op te richten, red.). De reden? Je kan als architect pas na vijf jaar tonen waar je vijf jaar geleden mee bezig was, door de traagheid van een ontwerp- en bouwproject. Vandaag geef ik met BLIEBERG vooral advies rond circulair bouwen en op die manier kan ik sneller dingen verwezenlijken, is er sneller impact, zodat ik nog volledig achter het resultaat sta."

Twee projecten waar Blykers bij betrokken is, zijn CABRIO en Circubestek, beide gesubsidieerd door Vlaanderen Circulair. "Twee hefbomen voor circulair bouwen die allebei inspelen op de bestekken", legde Blykers uit. "CABRIO wil een antwoord geven op de vraag hoe je een typische aanbestedingsprocedure met haar kwalitatieve selectiecriteria een upgrade kunt geven met circulaire criteria zodat een aannemer niet enkel gekozen wordt op basis van prijs maar ook op basis van circulariteit. Circubestek gaat over het technische deel, en wil het VMSW-bestek eigenlijk een upgrade geven met circulaire materialen, ook met de bedoeling circulair bouwen meer ingang te laten vinden."

"Ik ben mede-eigenaar van Ecoverbo," stelde Teun Depreeuw zichzelf voor, "een bio-ecologisch bouwbedrijf in Antwerpen. Toen we merkten dat er in die sector nood was aan bepaalde producten, heb ik het bedrijf Ecoschelp opgericht, dat bouwproducten op basis van schelpen op de markt brengt die kunnen dienen als fundering, als isolatie of als infiltratiebekkens. Daarnaast heb ik ook, vanuit een soort frustratie over de prijssetting van verticaal groen, Muurtuin opgericht, dat verticale tuinen als een volwaardige bouwschil ontwikkelt, met als meest bekende product de Total Value Wall."

Muurtuin maakt ook deel uit van het consortium dat momenteel 't Centrum bouwt, het meest circulaire kantoorgebouw van Vlaanderen dat verrijst op de site van Kamp C in Westerlo. In het aanbestedingsproces werden circulaire gunningcriteria toegepast. Neven peilde naar de ervaringen van Muurtuin in dat project. Depreeuw: "Het vernieuwende zit hem vooral de heel nauwe samenwerking tussen alle betrokken partners en het telkens opnieuw in vraag stellen of iets wel echt de beste oplossing is en er misschien geen betere alternatieven zijn. De demonteerbaarheid van het project is nog altijd een belangrijk uitgangspunt, daar is niets aan veranderd, maar regelneverij in de wetgeving en gebrek aan aanvoer heeft er wel voor gezorgd dat bepaalde biologische producten overboord werden gegooid."

"Ik kijk vanuit VITO naar circulair bouwen als: leerlessen trekken vanuit experimenten op het terrein", vertelde Wim Debacker. "Dat is ook mijn job binnen VITO: empirische kennis vergaren, onder meer via de door Vlaanderen Circulair gesteunde Proeftuin Circulair Bouwen, een plek van doen, denken en onderzoeken rond thema's als urban mining, veranderingsgericht bouwen en verbouwen en nieuwe circulaire businessmodellen. Als het gaat over circulair bouwen, wordt te veel naar risico's gekeken, waar ik wel begrip voor heb, want er is natuurlijk de angst voor het onbekende, maar vernieuwende ontwerp-, bouw- en beheerprincipes en circulaire verdienmodellen kunnen zowel voor opdrachtgevers, architecten, aannemers én fabrikanten ook heel wat opportuniteiten bieden. Voor projectontwikkelaars schuilen die vooral in veranderingsgericht bouwen en hybride woonmodellen, tussen verhuur en verkoop."

Als laatste in de voorstellingsronde was Catherine Vangilbergen, van opleiding ingenieur-architect, aan de beurt. Haar broodheer zet al enkele jaren hard in op circulair bouwen. "Het discours rond circulair bouwen focust vandaag heel hard op materialen, maar wij leggen de focus ook op manieren waarop je een gebouw een langere levensduur kan schenken", klonk het. "Dat doen we door samen met onze architecten slimme ontwerpkeuzes te maken. Een mooi voorbeeld daarvan is het project Nieuwe Dokken in Gent."

"Wij zijn samen met VITO ook betrokken bij het project CESCO XL, een project gefinancierd door Vlaanderen Circulair dat een nieuw circulair woonconcept wil ontwikkelen in de residentiële sector en gestart is vanuit twee uitdagingen waar we vandaag mee geconfronteerd worden: circulair bouwen als ecologische noodzaak en de betaalbaarheid van wonen. In een klassiek woonproject heeft iedereen zijn aparte eigendom, maar dat model staat duurzaam gebruik van een gebouw op lange termijn in de weg. Wil je echt de circulariteit opschalen in Vlaanderen, dan moet je af van de klassieke mede-eigendom waarbij elke individuele eigenaar overkoepelende investeringen, dus ook die op het vlak van duurzaamheid, kan blokkeren tijdens de algemene vergadering en waarin geen aanpasbaarheid op gebouwniveau mogelijk is. In het project CESCO XL onderzoeken we of we door de introductie van een alternatieve woonformule, bijvoorbeeld een wooncoöperatie, wonen duurzamer en betaalbaarder kunnen maken. Daarnaast gaan we ontwerpmatig op zoek naar logische circulaire concepten om toe te passen in residentieel vastgoed, steeds startend vanuit een langetermijnvisie, met aandacht voor de Total Cost of Ownership en de aanpasbaarheid en niet met louter focus op de startinvestering."


Rol projectontwikkelaars

De derde stelling van de dag waarover het aanwezige publiek zijn mening kon geven – de eerste twee werden behandeld in het eerste blok van het rondetafelgesprek – bracht een interessant debat op gang. 'De doorsnee projectontwikkelaar staat nog op de rem met betrekking tot circulair bouwen omdat hij vreest voor zijn rendement', luidde de stelling. Resultaat van de poll: 62% was het daar helemaal mee eens, 30% was het er eerder mee eens en niemand was het er helemaal mee oneens.

"Ik begrijp dat, want er moet altijd een economische haalbaarheid achter zitten en vandaag is er voor een projectontwikkelaar weinig incentive om voor circulair bouwen te kiezen als hij het klassieke model hanteert waarbij hij alles verkoopt aan particuliere eindklanten", reageerde Vangilbergen als eerste panellid op de stelling. "En dus is het al dan niet kiezen voor circulair bouwen vandaag voornamelijk louter een kwestie van overtuiging, van het al dan niet beseffen dat het gebruik van bepaalde bouwmaterialen niet langer verantwoord is."

Debacker: "De groep van zogenaamde hit and run-projectontwikkelaars – ik stel het pejoratief – die niet instaan voor de exploitatie en het onderhoud, ondervindt steeds meer moeilijkheden om kandidaat-kopers te vinden. Een groeiend segment van de middenklasse ondervindt immers financieringsproblemen om zich een nieuwbouwwoning te kunnen aanschaffen. Meer en meer projectontwikkelaars, en aannemers in hun zog, beseffen dat we op een duurzamere manier zullen moeten bouwen en ontwerpen en verkoop ook zal moeten gebeuren via andere financieringsvormen en woonvormen. Uit duurzaamheidsperspectief hebben we nood aan ontwikkelaars die instaan voor een beheer van kwalitatieve woonoplossingen op lange termijn."

"Als ik over circulariteit begin te praten, merk ik toch dat projectontwikkelaars snel mee zijn", reageerde Blykers daarop. "Ze beseffen dat we duurzamer moeten omspringen met onze materialen en onze planeet en om die reden ook onder meer energievormen en waterhuishouding duurzaam moeten aanpakken."

Depreeuw: "Wij hebben als Ecoverbo bewust nooit het woord bio-ecologisch gebruikt, maar spreken altijd over slim verbouwen. De meerwaarde van ecologische en herbruikbare materialen wordt immers te weinig in het volledige verhaal meegenomen. Daar moet meer focus op, ook op het financiële gewin dat ermee te behalen valt, denk aan betere energieprestaties. Een voorbeeld: mensen die een dak hebben dat geïsoleerd is met houtvezelplaten hebben misschien wel een dak dat twee keer zo dik is, maar zullen ook vaststellen dat ze in de zomer een koele zolder hebben terwijl die snikheet zou zijn wanneer hun dak geïsoleerd was met PIR."

"Vaak wordt er door architecten te snel geopteerd voor nieuwbouw terwijl renovatie ook mogelijk is en wordt er niet gekeken naar modulaire of herbruikbare bouwproducten en de waarde van het bestaande gebouw. Dat komt voort uit het conservatieve idee dat nieuw beter is", aldus Debacker nog.

Blykers: "Ik merk ook dat er vaak een beslissing wordt genomen op basis van gegevens die daarvoor niet dienen. Dat er in een kleine stad bijvoorbeeld besloten wordt dat de brandweerkazerne moet worden afgebroken omdat het onderhoudsrapport van het gebouw helemaal rood kleurt en ergens het woordje betonrot bevat. Terwijl je eigenlijk minstens een second opinion zou moeten vragen en daarna zou moeten denken: hoe kunnen we het onderhoud in de toekomst beter aanpakken om hetzelfde te voorkomen?. De tijd dat we onbedachtzaam sloopten en iets nieuws zetten is echt niet meer van nu."

Bij openbare aanbestedingen is kiezen voor circulaire alternatieven volgens Vangilbergen gemakkelijk, maar schort het vaak bij het uitschrijven van een correcte neutrale bestektekst die daarvoor nodig is. "Dat is een pak moeilijker. Er wordt in bestekken voor openbare aanbestedingen bijvoorbeeld vaak punten gegeven op wat dan genoemd wordt 'de circulariteit' van het project. Maar dat is niet de manier, want dat is een veel te brede benadering, iedereen kan daar zijn eigen invulling aan geven. Als je over circulariteit spreekt, moet je daarentegen heel goed omschrijven wat je focus is: een ander woonmodel, hergebruik in situ ... Zet zo'n dingen in het bestek, anders is er geen objectief kader. De opdrachtgever mag creativiteit toelaten, maar moet ook concreet zaken omschrijven."

"Je moet inderdaad goed vragen aan de opdrachtgever wat hij wil en wat niet", trad Blykers haar bij. "Hem vragen: wat versta jij onder circulair bouwen? En hem ook vragen dat mee te geven in zijn bestek. Sommige sociale woonmaatschappijen geven op dat vlak alvast het goede voorbeeld. In heel wat van die sociale huisvestingsmaatschappijen zitten een aantal 'angry young women' die besturen het vuur aan de schenen leggen en zeggen wat ze willen op circulair vlak."


Rol overheid

De vierde en laatste stelling van het rondetafelgesprek peilde naar wat de overheid zou moeten doen om de transitie naar circulair bouwen (mee) te versnellen. Er waren verschillende antwoordmogelijkheden en de aanwezigen konden tot drie antwoorden aanduiden: circulariteit verplicht maken bij overheidsopdrachten, van circulariteit het belangrijkste criterium maken in overheidsopdrachten, nieuwe materialen duurder maken, arbeidsuren goedkoper maken, slopen duurder maken, zelf het goede voorbeeld geven en/of tweedehandsmaterialen goedkoper maken.  

Het antwoord dat Debacker zou geven, behoorde volgens hem niet tot de antwoordmogelijkheden. "Ik zou er eentje bijzetten: mensen die bezig zijn met circulair bouwen zo goed mogelijk ondersteunen. Circulariteit verplicht maken bij overheidsopdrachten zou ik vooral niét doen. Circulair bouwen is een middel, geen doel."

Depreeuw: "Daar sluit ik me bij aan. Vaak krijgen circulaire pioniers hun product niet op de markt omdat het niet in een bestaand kader past. Schelpen zijn zestig jaar lang als bodembedekker gebruikt, je kan er tot 860 liter water per kubieke meter mee infiltreren, je kan er gebouwen opzetten, maar het materiaal zit juist aan de grens van het wettelijke, terwijl er niets zo circulair en multifunctioneel is als schelpen: je hebt als het ware maar één vrachtwagen materiaal nodig voor drie toepassingen. Als de overheid dat niet mee oppikt, dan gaan we er nooit geraken."

Subsidies geven voor onderzoeksprojecten is volgens Vangilbergen ook een belangrijke incentive. "Maar daarna begint het eigenlijk pas. Dan moet je overheden hebben die bij échte overheidsprojecten de – vergeef me de uitdrukking – ballen hebben om te zeggen van 'oké, de financiering zit nog moeilijk, maar wij springen bij zodat je het project circulair kan realiseren.'"

Blykers: "Ken De Cooman van BC materials haalt vaak aan dat er in Frankrijk zoiets bestaat al 'le permis d'expérimenter', in een regelluwe zone. Zo'n regelluwe zone zou hier ook moeten worden ingevoerd. En snel (Wim Debacker liet ons inmiddels weten dat Manuel Dierickx van de FOD Kanselarij hem vertelde dat dat wel degelijk al bestaat in Vlaanderen, red.)."

Volgens Debacker is er echter ook al veel mogelijk in het huidige wetgevende kader, maar is dat vaak niet duidelijk of gewoon niet geweten. "Wij stellen in de Proeftuin Circulair Bouwen vaak juridische vragen aan Jonas Voorter, jurist en doctoraatsonderzoeker aan de UHasselt en thuis in circulair bouwen. Wel, vaak zegt die ons dat er eigenlijk weinig juridische struikelblokken zijn om te doen wat we willen doen. Het probleem is dat juridische alternatieven binnen de bestaande wet- en regelgeving vaak niet gekend zijn bij de aanbesteder/opdrachtgever."

Ook Depreeuw vindt dat de regelgeving duidelijker zou mogen zijn, maar ziet ook veel goodwill. "Mensen van de Vlaamse Milieumaatschappij hebben ons gevraagd om te tonen wat de Total Value Wall kan, omdat ze het niet weten. Wij zijn blij dat we die kans gekregen hebben en ze niet gewoon zeiden: 'dat kennen we niet en dat gaan we niet steunen.'"


Het meten van geluk

De bijzonder interessante tweede ronde van het rondetafelgesprek werd afgerond met enkele vragen die Neven nog aan de panelleden stelde.

In hoeverre moet je als architect anders te werk gaan bij de kostenraming in een circulair project?, was het eerste wat hij nog wilde weten.

Blykers moest niet lang nadenken over een antwoord op die vraag. "Ik vertrek altijd van de zaken die het project goedkoper maken", vertelde hij. Materiaalminimalisatie is iets dat per definitie goedkoper is én circulair. Door te kiezen voor materiaalminimalisatie, bouw ik een spaarpotje op en daar kan ik dan mee investeren in bijvoorbeeld een cementloze betonvloer."

Volgens Vangilbergen kan het denken in termen van Total Cost of Ownership ervoor zorgen dat misschien wordt gekozen voor een hogere initiële investeringskost.

Of alle kosten meetbaar zijn, was nog een vraag die de moderator van dienst de panelleden voor de voeten gooide.

Debacker: "Er bestaan bepaalde methodes, onder andere life cycle costing of LCC en live cycle analyses of LCA, maar er zijn nog veel zaken die deze meetmethodes niet omvatten. Zo kun je bijvoorbeeld moeilijk meten wat de toekomstige noden van de bewoners zijn. Want dan ben je eigenlijk geluk aan het meten. VITO meet daarom gebruikerskwaliteiten en stuurt daarmee ontwerpkeuzes."

Depreeuw: "Ons eerste project met de Total Value Wall in Gent is een LCA-negatief project, door de moduleerbaarheid en herbruikbaarheid van het systeem. Daar stonden wij zelf van versteld. We kunnen daar volgens mij uit concluderen dat we meer zaken in rekening moeten durven brengen. Een verticale groene wand koelt 3% op jaarbasis, maar in de zomer zorgen de aarde en het groen voor je gevel voor een reductie tot wel 20° Celsius. Iedereen vindt het letterlijk supercool om onder een boom te gaan zitten in de zomer, maar die specifieke werking van een verticale groenwand tegen een huis mogen we niet meerekenen volgens de huidige regelgeving. Een boom die gepositioneerd is in een hoek van 90 graden ten opzichte van je huis mag je dan weer wel meerekenen om de energieprestatie van het huis te berekenen. Begrijpe wie begrijpen kan."

"En ook: een mooie groene gevel zorgt voor een stijging van de waarde van je huis en een mooie aanblik. Daar vaar je zelf wel bij, maar ook de stad en de buren die op de groene gevel kijken. Zo'n zaken zouden moeten worden meegerekend. Een verticale tuin is zo veel meer dan groen en waterhuishouding."

Veel mensen vinden dat nieuwe materialen duurder moeten worden en tweedehandsmaterialen goedkoper. Of fiscaliteit inderdaad een rol kan spelen, vroeg Neven zich ten slotte nog af.

Blykers: "Ik vind het heel belangrijk dat we vooral kijken naar het bestaande patrimonium. We zijn verkeerd bezig als we vanaf nu alleen maar nieuwe low-energy- en circulaire gebouwen willen zetten. Renoveren is de korte cirkel en het te bewandelen pad."


Gouden tips

Helemáál afsluiten gebeurde net als in het eerste gedeelte van het rondetafelgesprek met de gouden tip van elk panellid om de transitie naar een circulaire bouwsector te versnellen.

"Stimuleer een gericht vraagvlak in plaats van te wachten tot er een breed maatschappelijk draagvlak gecreëerd wordt", luidde die van Debacker. "Ga als opdrachtgever en architect echt kijken naar de kwaliteiten van circulair bouwen die je kan gebruiken, die zinvol zijn, en pas ze effectief toe. Wacht niet tot iedereen daarvan overtuigd is."

"De copyright van mijn gouden tip gaat naar Joost Declercq van archipelago", was Vangilbergen zo eerlijk. "Die zei me eens: je moet niet circulair doen om circulair te doen. Je moet nadenken over wat de invulling en het doel zal zijn van je gebouw. Over hoe dat gebouw zal gebruikt worden in de tijd en wat in functie daarvan de juiste keuzes zijn op circulair vlak. Overal demonteerbare wanden introduceren in een residentieel project is bijvoorbeeld een nutteloze meerkost, omdat ze nooit, of pas na heel lange tijd, worden weggenomen of verplaatst."

"Denk, doe maar durf vooral", was Depreeuw duidelijk. "Steek je nek uit. Circulair bouwen is een gezamenlijk project."

"Er zijn verschillende strategieën als het gaat over circulair bouwen. Maar ik zou zeggen: denk na over de inputzijde van het bouwproject, over wat je vandaag moet doen en niet enkel over wat je nog kan en moet doen met het gebouw na pakweg zestig jaar", gaf Blykers als laatste zijn gouden tip.

Na een dankwoord van Neven aan de panelleden en aan NAV en de Vlaamse Confederatie Bouw konden de aanwezigen nog in de praktijk kennismaken met circulaire bouwoplossingen, in een mobiele unit die Odisee bouwde en bestaat uit 45 maquettes waarin verschillende vloer-, dak- en gevelopbouwen gedemonstreerd worden die als alternatief kunnen dienen voor de courante praktijk.

Deel dit artikel:

Onze partners